Category Archives: 321

De proefprojecten: Hospital Outbreak Support Team (HOST)

Presentatie en context 

Met het oog op een continue zorgverbetering en overeenkomstig de bestaande voorschriften, zijn programma’s voor ziekenhuishygiëne, infectiepreventie en -controle (IPC), en ook programma’s ter bevordering van het juiste gebruik van anti-infectiemiddelen (antimicrobial stewardship, AMS) [1] essentieel. Dit geldt ook voor ambulante zorginstellingen en met name voor residentiële collectiviteiten waar ouderen of kwetsbare personen worden verzorgd. 

In de strijd tegen de COVID-19 pandemie heeft de gemeenschappelijke ervaring van diezelfde structuren duidelijke tekortkomingen aan het licht gebracht inzake coördinatie en communicatie op vlak van uitrol van strategieën ter preventie en controle van de infectieoverdracht. Daarom moeten ook de eerste- en tweedelijnszorg gebruik kunnen maken van de deskundigheid die de teams ziekenhuishygiëne de afgelopen decennia hebben opgebouwd.

In maart 2021 heeft de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (FOD VVVL) een oproep tot het indienen van kandidaturen gelanceerd, waarin algemene en universitaire ziekenhuizen werden opgeroepen deel te nemen aan 24 proefprojecten onder de naam «Hospital Outbreak Support Team, (HOST)». Deze projecten streven naar een beter beheer van epidemieën, clusters en andere IPC- en AMS-activiteiten door multidisciplinaire ziekenhuisteams met expertise en complementariteit binnen een locoregionaal klinisch ziekenhuisnetwerk op te richten.

Doelstellingen 

De oprichting van deze HOST-teams moet de respons vergemakkelijken en voor een efficiëntere ondersteuning zorgen, die ziekenhuizen reeds aan residentiële collectiviteiten bieden op vlak van infectierisicobeheer. Onder residentiële collectiviteiten verstaan we woonzorgcentra maar ook andere vormen van collectiviteiten waar kwetsbare personen worden opgevangen, zoals instellingen voor chronische zorg, revalidatiecentra en centra ziekenhuizen, Fédasil, gevangenissen en gesloten centra.

Het team krijgt als taak de strategieën op vlak van infectiepreventie en -controle (IPC), het correcte beheer van anti-infectiemiddelen (antimicrobial stewardship, AMS) en ook de infectieziektengerelateerde klinische farmacie te versterken. Om deze drievoudige doelstelling te bereiken, moeten de deelnemende ziekenhuizen samenwerken en één ziekenhuis aanwijzen dat de rol van coördinator op zich neemt voor  de implementatie van een HOST-team binnen de geografische zone van zijn locoregionaal klinisch ziekenhuisnetwerk, en dat via dit netwerk, op vlak van IPC en AMS het volgende moet bewerkstelligen:

1.een samenwerking tussen ziekenhuizen, die samen activiteiten organiseren en middelen bundelen, die op supra-institutioneel niveau doeltreffender zullen worden ingezet;

2.een transversale aanpak, opgebouwd in overleg met de bevoegde gezondheidsautoriteiten, waarbij residentiële collectiviteiten en andere actoren in de
eerstelijnsgezondheidszorg gebruik kunnen maken van de expertise van ziekenhuizen.

[1]   Zie koninklijk besluit van 26 april 2007 (normen inzake ziekenhuishygiëne), koninklijk besluit van 12 februari 2008 (normen inzake ziekenhuisapotheken).

In de opstartfase zal het proefproject werk maken van:

– coördinatie tussen de betrokken ziekenhuizen, vastgelegd in samenwerkingsprotocollen;
– de oprichting van een multidisciplinair team waar zowel de ziekenhuizen als de andere centra voor residentiële zorg, beroep op kunnen doen;
– bijscholingen op vlak van IPC en AMS, die open staan voor het personeel van de residentiële collectiviteiten en ter ondersteuning van de opleidingen die de mobiele teams kunnen gegeven;
– communicatiemiddelen: website, hotline, sensibilisering …;
– documentatie bij de activiteiten die in het kader van het proefproject zijn georganiseerd.

De bijdrage van de HOST’s zal rekening houden met de bevoegdheden van de deelstaten op vlak van residentiële collectiviteiten en eerstelijnszorg. Het zijn immers de gemeenschappen en gewesten die in de eerste plaats optreden wanneer de eigen middelen van een collectiviteit niet volstaan en wanneer de epidemiologische situatie dit vereist. Indien ook hun capaciteiten te beperkt zijn, kunnen de gemeenschaps- en gewestelijke autoriteiten het HOST inschakelen van de zone waar het incident zich voordoet. Efficiënte en goed gestructureerde interacties tussen deze autoriteiten en het HOST zijn dan ook zeer belangrijk.

Duur en uitrol

De proefprojecten zullen in jaarlijkse fasen verlopen en een door de FOD VVVL opgericht begeleidingscomité staat in voor de evaluatie ervan, in samenwerking met de gezondheidsautoriteiten van de deelstaten. Het advies van de lokale gezondheidsautoriteiten en deelname aan intervisiemomenten die aan HOST-projecten zijn gewijd, zijn onderdeel van de evaluatiecriteria van de projecten. Het begeleidingscomité moet het evaluatieproces sturen en voor elk van de uitvoeringsfasen ook de doelstellingen bepalen. Het comité zal in de specifieke doelstellingen van een bepaald jaar, ook de «lessen» die de afgelopen jaren zijn geleerd, integreren. 

Op basis van de instructies die het eenmaal per jaar zal ontvangen, zal het coördinerende ziekenhuis de FOD VVVL een bijgewerkt opvolgingsdossier bezorgen, met daarin een overzicht van de tijdens dat jaar behaalde resultaten en de doelstellingen voor de volgende periode.

De duur van de proefprojecten wordt geraamd op vier jaar, van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2024. Het begeleidingscomité zal het einde van de proefprojecten bepalen, op basis van de resultaten die de regelmatige evaluaties opleveren. 

Aan het einde van de proefperiode is het de bedoeling de elementen te identificeren op basis waarvan de strategie ter versterking van de IPC en de AMS kan worden geïntegreerd in de algemene werking, die van toepassing zal zijn op alle ziekenhuizen in een structureel financieringsmechanisme waarin met name het volgende zal worden bepaald: de optimale samenstelling van een HOST, zijn specifieke opdrachten, de vormen van coördinatie en samenwerking tussen de verschillende betrokken actoren, het opleidingsprogramma, enz. 

De oprichting van de HOST’s en de ontwikkeling van elk proefproject zullen onder meer bijdragen tot de ontwikkeling van middelen om: 

•de nationale aanbevelingen voor de behandeling van infecties, het antimicrobiële voorschrijfbeleid en de strategieën inzake microbiologische diagnostische tests tussen de zorginstellingen (op locoregionaal niveau) onderling op elkaar af te stemmen;
•de informatiesystemen met betrekking tot epidemiologische surveillance te harmoniseren (gegevensverzameling en codering, gemeenschappelijke strategie voor gegevensuitwisseling, enz.);
•een systeem van «externe controle» van de kwaliteit van de IPC-, AMS- en AMR-programma’s (surveillance, audits, enz.) en een opvolging van de indicatoren in te voeren.

Respons

Ook al is de oproep gelanceerd op een ogenblik dat de hygiëneteams onder grote druk stonden, was het een groot succes, zoals blijkt uit het deelnemingspercentage. In totaal hebben 22 van de 24 mogelijke netwerken gereageerd op de eerste oproep, wat 21 geselecteerde kandidaturen heeft opgeleverd. Onlangs is een tweede oproep tot het indienen van kandidaturen gelanceerd, waardoor ziekenhuizen die aanvankelijk niet konden deelnemen of de eerste keer niet werden geselecteerd, in 2022 nog in het project kunnen stappen. 

Conclusie

Deze proefprojecten sluiten aan bij de doelstellingen van het Belgische nationale actieplan ter bestrijding van antimicrobiële resistentie[1] en het beheer ervan is toevertrouwd aan de Belgische Commissie voor de Coördinatie van het Antibioticabeleid (BAPCOC).

De langetermijndoelstellingen van de oproep kunnen alleen worden bereikt naarmate de verschillende fasen van het project vorderen. De proefperiode moet elk van de deelnemende netwerken in staat stellen verschillende haalbare actieplannen voor te stellen en uit te testen, om tot de meest geschikte formule te komen. 

Wie meer wil weten over de oproep tot het indienen van projecten, vindt alle informatie via de volgende link: https://overlegorganen.gezondheid.belgie.be/nl/advies-en-overlegorgaan/commissies/BAPCOC 

[1]  Nationaal actieplan 2020-2024 ter bestrijding van antimicrobiële resistentie (NAP-AMR): 
https://www.health.belgium.be/nl/bestrijding-van-antimicrobiele-resistentie#planactionnational  

Biociden van het gesloten circuit 

Inleiding 

Biociden omvatten niet alleen ontsmettingsmiddelen (bv. in gebruik in de gezondheidszorg), maar ook conserveringsmiddelen, plaagbestrijdingsmiddelen (bv. rodenticiden) en andere biociden. Samen met de gewasbeschermingsmiddelen vallen ze onder de noemer “pesticiden” (1).
Sommige biociden die in zorginstellingen worden gebruikt behoren tot de biociden van het gesloten circuit. Het betreft producten die een groot risico voor het grote publiek inhouden. In de Europese Verordening 528/2012 worden de criteria opgesomd die bepalen wanneer biociden niet voor het grote publiek op de markt mogen worden gebracht (2). Als risico’s worden de toxische, carcinogene, mutagene of terratogene eigenschappen vermeld, maar ook wanneer het gebruik van de biociden het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) vereist. Ook wanneer het een biocide betreft dat beschouwd wordt als een persistente, bio-accumulerende en toxische stof, hormoonontregelende eigenschappen bezit of wanneer het ontwikkelingsneurotoxische of -immunotoxische gevolgen heeft. Dergelijke biociden kunnen niet alleen een verhoogd risico betekenen voor de menselijke maar ook voor de dierlijke gezondheid en voor het milieu.
Minder gevaarlijke producten daarentegen worden ingedeeld in het vrije circuit en mogen ter beschikking van het grote publiek gesteld worden, terwijl de biociden van het gesloten circuit eerder zijn voorbehouden voor professionele gebruikers.
Sinds 20/05/2016 moet elke verkoper en gebruiker van biociden van het gesloten circuit volgens het KB van 08/05/2014 (3) aan een aantal verplichten voldoen; de meest recente aanpassingen aan het KB dateren van 14/04/2019 (4). In het betreffende KB wordt o.a. de Verordening (EU) nr. 528/2012 aangevuld.
Op de website van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu wordt uitgebreid toelichting gegeven over de verplichtingen voor verkopers en gebruikers van biociden (1).

Verplichtingen voor de verkoper

De verkoper moet jaarlijks aangeven welke biociden van het gesloten circuit hij heeft verkocht, aan wie en in welke hoeveelheden. Zo kan de overheid controleren of biociden uit het gesloten circuit enkel aan professionele gebruikers worden verkocht.Leveranciers van chemische stoffen zijn ook verplicht een veiligheidsinformatieblad of “safety data sheet” (SDS) van hun producten mee te leveren. Daar staat op wat de risico’s van het product zijn, hoe men die kan beperken en welke maatregelen men moet nemen bij een ongeval.

Verplichtingen voor de gebruiker

Naast de verschillende verplichtingen waaraan verkopers van producten uit het gesloten circuit moeten voldoen, moeten ook de gebruikers een aantal verplichtingen naleven, o.a. de registratie via een webapplicatie van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu wanneer hij/zij een biocide uit het gesloten circuit aankoopt. Jaarlijks moet het statuut als geregistreerd gebruiker van biociden van het gesloten circuit via ditzelfde registratiesysteem bevestigd worden tegen 31 december. De instelling kan dan ook best interne afspraken maken wie deze registratie jaarlijks moet doen: bijvoorbeeld de milieucoördinator of de preventie-adviseur en dit in samenspraak met iemand van het team ziekenhuishygiëne en apotheek. De lijst van gebruikte producten in de instelling kan immers jaarlijks wijzigen doordat nieuwe producten in gebruik worden genomen.
Het opstellen van een lijst van gekochte/gebruikte producten in de applicatie van het gesloten circuit is niet meer verplicht voor gebruikers maar wordt wel sterk aanbevolen.

Als werkgever moet men op de hoogte zijn van de regels inzake correcte bewaring, gebruik, verwijdering en van de maatregelen die moeten worden genomen bij ongevallen of intoxicaties, …. Daarom zijn deze biociden voorbehouden voor professionele gebruikers. Via de lijst van toegelaten producten kan de noodzakelijke informatie over de producten terug gevonden worden via een link naar de zogenaamde toelatingsaktes van de biociden (figuur 1). 

 Fig.1: Detail van de lijst van toegelaten biociden met de link naar de toelatingsaktes. 

 

 

 

 

 

 

Inzake de verwijdering van biociden wordt er op gewezen dat deze moeten verwijderd worden overeenkomstig de gebruiksaanwijzing die vermeld is op het etiket en overeenkomstig de regelgeving inzake afvalverwijdering van de regio waar men gevestigd is.
Via “belgium.be” kan meer informatie bekomen worden over het gebruik van pesticiden in de drie gewesten (Vlaams, Brussels en Waals) : https://www.belgium.be/nl/leefmilieu/gereglementeerde_stoffen/pesticiden_en_biociden

Men is ook verplicht om een risicobeoordeling op te maken die de veiligheid en de gezondheid van de werknemers bewaakt. Deze risicobeoordeling houdt het volgende in :

•identificeren van alle gevaarlijke producten in het bedrijf, bijvoorbeeld via het etiket;
•verzamelen van informatie over het juiste gebruik van die producten, bijvoorbeeld via de veiligheidsinformatiebladen
(SDS);
•in kaart brengen welke risico’s de gevaarlijke producten inhouden (figuur 2);
•passende maatregelen nemen om die risico’s te beperken, zoals het voorzien in bijvoorbeeld PBM.

Fig.2: Voorbeeld van een inventarisatie van gevaarlijke producten in het UZA via een webapplicatie   

 

 

 

 

 

 

Elke werkgever is ook verplicht om zijn personeel te informeren hoe men biociden veilig gebruikt op de werkvloer en moet hierop ook toezicht houden. Dat geldt voor alle chemische producten, niet alleen voor biociden. In de toekomst kunnen er voor bepaalde producttypes extra opleidingen opgelegd worden. Door het geven van opleidingen kan men zorgen dat de werknemers goed weten hoe ze veilig met gevaarlijke producten moeten omgaan, zoals welke beschermingsmaatregelen ze moeten nemen, zoals het dragen van handschoenen en beschermingsbrillen. Door middel van infofiches of veiligheidsinstructiekaarten (VIK) (figuur 3 en 4) op de werkvloer kan de noodzakelijke informatie snel en gemakkelijk worden teruggevonden.

Fig.3: Muurklapper op een verpleegafdeling met veiligheidsinstructiekaarten  

 

 

 

 

 

 

 

Fig.4: Voorbeeld van een veiligheidsinstructiekaart van Anios Oxy’Floor®

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Welke producten behoren tot het gesloten circuit?

 Alleen biociden die door de federale overheid zijn toegelaten mogen op de Belgische markt verkocht worden. De lijst van toegelaten producten en of ze tot het vrije of gesloten circuit behoren is via de website van de FOD te raadplegen: https://docs.health.belgium.be/ActiveProducts.pdf
Hierbij moet opgemerkt worden dat de uitbraak van SARS-CoV-2 officieel erkend is als pandemie en als noodsituatie voor de volksgezondheid. Daarom heeft de Belgische bevoegde overheid beslist om over te gaan tot het afleveren van tijdelijke toelatingen aan bepaalde types van biociden.

Bij de inventarisatie van de aanwezige biociden in het UZA waren er aanvankelijk twee biociden die tot het gesloten circuit behoorden, namelijk Clinell® shampoocaps en Anios Oxy’Floor® (perazijnzuur). De reden waarom de Clinell® shampoocaps tot het gesloten circuit behoren, is de aanwezigheid van 4% chloorhexidinedigluconaat. De toevoeging van 4% chloorhexidine bij productie is noodzakelijk om zo steeds de vereiste 2% te behouden bij gebruik. De Clinell® Chloorhexidine Washandjes daarentegen worden niet ingedeeld in het gesloten circuit door de lagere concentratie chloorhexidine (2.65% om steeds 2% te behouden gedurende de levensduur van het product bij gebruik) (5). Aangezien de chloorhexidine-washandjes én –shampoocaps in het UZA gebruikt worden voor de MRSA-dekolonisatie, werd op advies van de preventiedienst in de informatiebrochure over MRSA een waarschuwing voor de patiënten toegevoegd. Hierin wordt er namelijk voor gewaarschuwd om contact van de ogen met het ontsmettend product te vermijden en bij accidenteel oogcontact grondig met water te spoelen. Deze voorbeelden tonen aan dat het belangrijk is om het team ziekenhuishygiëne te betrekken bij de inventarisatie van de gebruikte biociden in het ziekenhuis die tot het gesloten circuit behoren.

Referenties

1. Regulation (EU) No 528/2012 of the European Parliament and the Council of 22 May 2012. Concerning the making available on the market and use of biocidal products.
https://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2012:167:0001:0123:EN:PDF

2. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Gesloten circuit (update 09/09/2020). https://www.health.belgium.be/nl/gesloten-circuit-old.

3. Koninklijk Besluit van 08/05/2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden (BS, 18/09/2014).

4. Koninklijk Besluit van 04/04/2019 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden (BS, 23/04/2019). 

5. Dialex Biomedica. K.B. 08/05/2014. Aankopen en verkopen van biociden in het gesloten circuit. Clinell® Chloorhexidine Shampookap (CHGSC1BE) – NOTIF1140. Productinformatie, 16/12/2018.

 

 

De verpleegkundige ziekenhuishygiënist(e) in België: een bedreigde soort of een comeback dankzij de COVID-19 pandemie?

Een terugblik op de COVID-19 crisis door de ogen van de verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten is een keuze van het redactiecomité. De ambitie is niet om alle situaties aan bod te laten komen, de crisis was daarvoor een te pijnlijke ervaring voor het personeel, de patiënten en hun familie in de thuiszorgsector, in de woonzorgcentra en in alle andere gemeenschapsinfrastructuren.
De bedoeling is om een discrete functie die weinig bekend is bij het grote publiek in de schijnwerpers te plaatsen, en de sector te belichten waar deze tragedie meer dan waar ook een multidisciplinaire aanpak heeft vereist.

In ziekenhuizen zijn er tal van complementaire departementen, waar patiënten op een of andere manier mee te maken krijgen. Ze werken allemaal samen om de patiënt kwaliteitsvolle zorgen te verlenen: medische, verpleegkundige en verzorgende teams, paramedische, farmaceutische, technische en facilitaire diensten, enz. en niet te vergeten de verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten. Door hun expertise staan ze met al deze professionals in contact, door advies te verstrekken, protocollen op te stellen en een onvoorwaardelijke medewerking te verlenen. Samen met de geneesheer-ziekenhuishygiënist fungeren zij als referentiepersonen op het gebied van de ziekenhuishygiëne, een discipline op zich. 
Alvorens in te gaan op de gevolgen van deze pandemie en het belang van de verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten, lijkt het me nuttig om ons beroep in de juiste context te plaatsen. Deze gespecialiseerde verpleegkundige maakt deel uit van de directie van het verpleegkundig departement (middenkader – diensthoofd verpleegkunde) en werkt onder toezicht van de directeur van dit departement. Hij/zij vormt het team ziekenhuishygiëne (TZH) samen met de geneesheer-ziekenhuishygiënist, die op zijn/haar beurt ressorteert onder de hoofdgeneesheer van het ziekenhuis. Dit team is operationeel onafhankelijk maar rapporteert aan het comité voor ziekenhuishygiëne, aan de hoofdgeneesheer en aan het hoofd van het verpleegkundig departement.

Zijn/haar voornaamste taak is de bestrijding van ziekenhuisinfecties via preventie en beheersing van de overdracht van infectieuze ziekteverwekkers binnen de zorginstellingen maar daar blijft het niet bij. Zo is het advies van het TZH in tal van situaties vereist, zoals bij de aankoop van materiaal, de bouw van een ziekenhuis of de verbouwing van een afdeling. Het team is tevens het aanspreekpunt voor het personeel van alle departementen en zorgeenheden en een vertegenwoordiger/-ster zetelt in verschillende comités binnen het ziekenhuis en binnen officiële instanties. 

Sinds enkele jaren staat de erkenning en de verloning van zijn/haar functie evenwel ter discussie in het kader van een reorganisatie van de classificatie van de klinische en leidinggevende functies binnen het verpleegkundig departement, waarbij zijn/haar bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden ondergewaardeerd.

En laat nu net in deze turbulente context het coronavirus COVID-19 opduiken.
Begin 2020 hadden velen onder ons het nog over een onschuldig Aziatisch griepje, waarbij ze danig onderschatten wat er op ons af zou komen.
Al vlug kregen we te maken met een veel grotere realiteit, waarbij we gebeurtenissen en beslissingen moesten ondergaan, terwijl onze rol vooral preventief moet zijn.
Toch hadden sommigen van ons reeds bij het opduiken van de eerste gevallen in China alarm geslagen en meteen extra persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) en hydroalcoholische oplossingen (HAO) besteld.
Maar al snel kwamen alle ziekenhuizen in de problemen waardoor ze hun toevlucht moesten nemen tot de vindingrijkheid van sommigen en de goodwill van anderen om maskers, schorten, HAO en zelfs UVC-boxen te fabriceren om het materiaal te ontsmetten.
Het snelle tekort aan essentieel materiaal en essentiële uitrusting heeft de goede praktijken inzake ziekenhuishygiëne die wij al jaren onderrichten onderuitgehaald, zoals het soort masker (FFP2 of chirurgisch?) dat we dragen, de gebruiksduur van de maskers, het gebruik van handschoenen, de naleving van normen, het opnieuw steriliseren van materiaal voor eenmalig gebruik, de aanwezigheid van COVID- en niet-COVID-patiënten op dezelfde verpleegeenheid wegens plaatsgebrek, …
Onder druk van de toenemende instroom aan COVID-patiënten legde het ziekenhuisnoodplan (ZNP) ziekenhuisinstellingen strikte regels op: ambulante activiteiten stopzetten en niet-dringende ingrepen uitstellen, ziekenhuisafdelingen omvormen tot COVID-afdelingen, het aantal bedden op de intensieve zorgen uitbreiden, enz.
Onmiddellijk na de eerste ziekenhuisopnames werden in alle ziekenhuizen crisiscellen opgericht (met o.a. ook ziekenhuishygiënisten), in een poging de aanbevelingen van Sciensano te verzoenen met de realiteit op het terrein (tekort aan personeel en materiaal, angst van het zorgpersoneel wegens de suboptimale kwaliteit van de beschikbare middelen ten aanzien van dit virus, enz.) 

In sommige extreme gevallen werden TZH’s door personeelsleden zelfs ten onrechte als zondebok aangewezen en als oorzaak van alle problemen gezien. Tussen het gebrek aan materiaal, de gebrekkige kwaliteit ervan, de ontoereikend geachte opleiding van de teams, de veelvuldige en tegenstrijdige adviezen van experts, en de taakverwarring met de arbeidsgeneeskunde en de preventiedienst, stonden de verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten in de vuurlinie om uitleg te geven en iedereen gerust te stellen. En alsof dat nog niet volstond, impliceerden de continue updates door Sciensano ook voortdurende aanpassingen, met als gevolg dat er altijd enige tijd zat tussen de publicatie van de aanbevelingen en de praktische aanpassingen ervan op het terrein. Dit leidde tot verwarring en soms ook tot woede bij het zorgpersoneel, waarbij de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist(e) het moest ontgelden.

De zware werklast van de zorgteams, het om de haverklap wijzigingen van de uurroosters, het schrappen van vakantiedagen of de samenstelling van cohorten met soms 12-uurs diensten, deden de spanning alleen maar toenemen en bemoeilijkte de communicatie met de teams, terwijl van de verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten werd gevraagd pragmatisch, didactisch en geruststellend te blijven. 

Zouden de algemene lockdown, de sluiting van scholen en het beperken van het openbaar vervoer een invloed hebben op het absenteïsme van het personeel in de gezondheidszorg? Waarvoor zouden ze kiezen? Werk of gezin? Als we op deze pandemie zullen terugblikken, zullen we vooral het professionalisme van het zorgpersoneel, haar inzet en plichtsbesef, aangemoedigd door het applaus van de bevolking en vele andere attenties, onthouden. We moesten even doorbijten, het zou immers maar een paar weken, een paar maanden … duren. We bleven elkaar steunen.

Deze epidemie was echter ook een kans voor de verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten. Zo konden we nieuwe samenwerkingsverbanden aangaan met andere ziekenhuissectoren, de psychiatrische sector helpen om COVID-patiënten op te vangen, contacten leggen met vakbondsdelegaties, nieuwe communicatie- en vergadertools ontwikkelen (videoconferenties), nauwer en beter gestructureerd samenwerken met woonzorgcentra, personeel van de Medische Component van Defensie opleiden dat bepaalde ziekenhuizen kwam ondersteunen, de jaarlijkse griepvaccinatiecampagne voorbereiden via de COVID «hefboom», …

Toen deze eerste golf wat ging liggen, konden de ziekenhuizen hun gewone activiteit geleidelijk aan hervatten. Die was op de lange baan geschoven, wat leidde tot een toename van het ziekte- en sterftecijfer. Daarmee rees ook de vraag van de opnamecriteria. De belangen van de patiënt moesten worden afgewogen tegen de bescherming van anderen (risico om met COVID besmet te raken binnen de instellingen).
De verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten werden betrokken bij het overleg om regels te bepalen om patiënten en personeel, een veilige heropstart te garanderen; er was een bijsturing nodig van de circuits en van de manier om kamers toe te wijzen en het aantal patiënten te verminderen, om een efficiënte reiniging/ontsmetting mogelijk te maken …
Gedurende enkele maanden heeft het virus ons ietwat respijt gegeven. Daarvan hebben we gebruik gemaakt om de ziekenhuisactiviteit te hervatten waar zij plots was stilgevallen en om ons voor te bereiden op een nieuwe golf, waar na de vakantieperiode en met het aanbreken van de herfst, zo was voor gevreesd. Zo konden we vooraf een voldoende voorraad PBM’s (wat overigens nog steeds een heikel punt is) en HAO inslaan, procedures actualiseren en anticiperen op mogelijke scenario’s i.v.m. het beheer van lokalen en personeel, opleidingen, het systematisch dragen van chirurgische maskers door patiënten en personeel, …
Het absenteïsme in de teams was hoger dan in het voorjaar door uitputting van het personeel, angst voor COVID, maar ook omdat het personeel, met inbegrip van de verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten, vaker slachtoffer was van het virus… waardoor ziekenhuisopnames nodig waren, soms zelfs op intensieve zorgen. Sommige personeelsleden zijn helaas ook overleden. 

De epidemie heeft haar sporen nagelaten: de verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten moeten nu het vertrouwen van de teams terugwinnen door hun geloofwaardigheid te herstellen en hun motivatie op peil te houden; ze doen het onmogelijke met de menselijke en materiële middelen waarover ze beschikken en worden maar al te zelden in het zonnetje gezet.

Zal deze zware crisis tot nieuwe roepingen leiden of ervoor zorgen dat mensen het verpleegkundig beroep de rug toekeren? De toekomst zal het uitwijzen maar het valt alvast niet uit te sluiten dat er ons nog één of meerdere golven te wachten staan. De geschiedenis heeft ons geleerd dat we ons vroeg of laat aan een nieuwe epidemie/pandemie mogen verwachten en de rol van verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten zal daarbij steeds belangrijker worden.

Tot slot wilde ik met deze tekst mijn collega’s lof toezwaaien en hen bedanken voor hun professionalisme, inzet, toewijding, volharding en vasthoudendheid in het belang van de patiënt.

Het is dan wel nog geen 20 uur maar sta me toch toe hen een daverend applaus te geven.