◄ Terug naar inhoud

Ademruimte voor de toekomst: naar een slimmer isolatiebeleid na corona

Sofie Van Belle - Verpleegkundige infectiepreventie UZ Gent. Pascal De Waegemaeker - Verantwoordelijke infectiepreventie UZ Gent Katrien Van Crombrugge - Arts infectiepreventie UZ Gent

De COVID-19-pandemie heeft wereldwijd het bewustzijn over respiratoire infecties aangewakkerd. Zo hebben de inzichten over de airborne transmissie van het SARS-CoV-2 geleid tot een kritische herevaluatie van de infectiepreventiemaatregelen voor andere respiratoire pathogenen (1,2).

Een belangrijke ontwikkeling in dit kader is de recente publicatie van het Global Technical Consultation Report on Proposed Terminology for Pathogens That Transmit Through the Air door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in 2024 (3).

Dit rapport markeert een paradigmaverschuiving door expliciet afstand te nemen van de klassieke dichotomie tussen druppel- en aerogene transmissie.
Met het rapport introduceert de WHO de overkoepelende term ‘infectieuze respiratoire partikels’ waarmee het volledige spectrum van transmissieroutes – van directe depositie van grote druppels tot verplaatsing van fijne aerosolen over langere afstanden – wordt erkend. Deze conceptuele herziening vraagt om één uniform respiratoir beleid (3).

Daarnaast zijn in complexe zorgomgevingen uniforme procedures en eenduidige, herkenbare richtlijnen essentieel om veilige en efficiënte zorgverlening te waarborgen. In het UZ Gent werden tot voor kort maar liefst 10 verschillende isolatievormen gebruikt met evenveel procedures en isolatiekaarten, wat vaak voor verwarring zorgde en bijgevolg een verhoogd risico op onjuiste toepassing van de isolatiemaatregelen. Tegen deze achtergrond drong een herziening van het isolatiebeleid zich op, met bijzondere aandacht voor vereenvoudiging, standaardisering en betere toepasbaarheid in de klinische praktijk.

Daarnaast werden de engagementen vanuit Green Deal Duurzame Zorg ook voelbaar in de manier waarop zorginstellingen hun beleid rondom persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) benaderden. Het overmatige en soms inadequaat gebruik van PBM leidt namelijk tot inefficiënties, stijgende kosten, maar draagt ook aanzienlijk bij aan de ecologische voetafdruk van de zorgsector.  Bovendien blijkt ook in de praktijk dat een overdaad aan PBM een negatieve impact kan hebben op de handhygiëne compliance en de implementatie van standaardvoorzorgen in het algemeen (4,5).

Deze inzichten vormden binnen het UZG de aanleiding om het bestaande isolatiebeleid grondig te herzien, met specifieke focus op het respiratoire beleid.

In dit artikel lichten we de rationale achter het vernieuwde isolatiebeleid van het UZ Gent toe en beschrijven we het proces van ontwikkeling en implementatie.

Doelstellingen van het vernieuwde isolatiebeleid  

Volgende doelstellingen werden vooropgesteld::

Het isolatiebeleid

• moet eenvoudig en herkenbaar zijn, met duidelijke richtlijnen en procedures die vlot toepasbaar zijn in de praktijk;
• moet duurzaam zijn;
• moet een optimale respiratoire bescherming bieden aan zorgverleners bij (direct) contact met patiënten met een vermoeden of bevestigde respiratoire virale infectie, met bijzondere aandacht voor luchtzuivering, ventilatie en optimale bescherming van de slijmvliezen van het aangezicht (oogbescherming en gepaste mondmaskers);
• moet rationeel gebruik van PBM stimuleren met als doel de ecologische voetafdruk te beperken, de naleving van handhygiëne te bevorderen  en de kwaliteit van patiëntenzorg te verhogen.

De vernieuwde isolatievormen, die op basis van de transmissieroute werden uitgewerkt, dienden daarenboven ook een antwoord te bieden op toekomstige uitdagingen, zodat ook bij het opduiken van nieuwe pathogenen de duurzaamheid van het isolatiebeleid gewaarborgd is.

Concreet werden de isolatievormen uitgewerkt volgens de transmissieroute, resulterend in drie standaardvormen: isolatie lucht, isolatie contact en isolatie contact lucht. Elke standaardvorm kent een ‘plus’ variant: isolatie contact plus, isolatie lucht plus en isolatie contact – lucht plus, waarin aanvullende maatregelen zoals het gebruik van extra PBM, specifiekere desinfectieproducten of het respecteren van een bepaalde sedimentatietijd na ontslag, worden geïmplementeerd.

Respiratoire isolatievormen: focus op ‘isolatie lucht’ en ‘isolatie lucht plus’

Voor respiratoire pathogenen waaronder SARS-CoV-2, influenza, RSV, bof geldt isolatie lucht. Hierbij wordt afstand genomen van de terminologie ‘druppelisolatie’ in overeenstemming met de WHO-richtlijnen. De mate van besmettingsrisico wordt onder andere bepaald door de duur van blootstelling binnen de patiëntomgeving. Op basis hiervan worden passende PBM ingezet.  Zorgverleners dragen tijdens zorgcontacten, afhankelijk van de duur van het zorgcontact – (minder of meer dan 15 minuten), een proceduremasker of een FFP2 masker om inhalatie van infectieuze aerosolen te vermijden (nabij of veraf), terwijl een beschermbril of gezichtsscherm de conjunctivale blootstelling aan spatten verhindert.

Isolatie lucht plus, zoals bijvoorbeeld bij open long tuberculose wordt toegepast, vereist enkele strengere maatregelen zoals het dragen van een FFP2 masker ongeacht de duur van het contact. 

Bij beide isolatievormen blijft de deur gesloten en wordt de nodige ventilatie (HEPA-filter) op de kamer voorzien. Na ontslag of beëindiging van de isolatie wordt een sedimentatietijd van 2 uur in acht genomen (of anders conform de afdelingsafspraak). Deze termijn moet de resterende aerosoldeeltjes in de lucht voldoende tijd geven om neer te slaan. In de praktijk blijkt het echter uitdagend om deze maatregel consequent toe te passen. Eénduidige wetenschappelijke evidentie over de hoeveelheid virale lading in respiratoire partikels die na 7 dagen isolatie nog in de kamer aanwezig zou zijn, ontbreekt. De invloed van ventilatie, luchtfiltratie en omgevingsfactoren zoals luchtvochtigheid, temperatuur is onvoldoende gekend. Het is dan ook onduidelijk in welke mate er nog voldoende virusdeeltjes aanwezig zijn om de volgende patiënt te besmetten. Hierdoor ontbreekt een stevige onderbouwing om deze maatregel te verankeren. Een kritische evaluatie van deze maatregel is dan ook noodzakelijk om een goede balans te vinden tussen het beperken van het risico op besmetting, het waarborgen van de veiligheid van patiënt en zorgverlener, en de praktische uitvoerbaarheid.

Contactisolatie: ‘isolatie contact’ en ‘isolatie contact plus’

‘Isolatie contact’ wordt toegepast bij patiënten die drager zijn van multiresistente micro-organismen (MDRO) zoals bv. CPE, VRE, MRSA, multiresistente Pseudomonas spp. De aard van het zorgcontact bepaalt in belangrijke mate de keuze voor het gebruik van PBM. Bij zogenaamd sociaal contact (bijvoorbeeld een gesprek of het aanreiken van een maaltijd) volstaat strikte handhygiëne, terwijl het gebruik van handschoenen en een schort vereist is bij een direct zorgcontact. Aangezien deze pathogenen zich niet via de lucht verspreiden, kan de deur open blijven. Ook het routinematig dragen van proceduremaskers bij MRSA is komen te vervallen. Observaties in de praktijk tonen immers aan dat incorrect gebruik van maskers – frequent aanraken en verplaatsen – het risico op contaminatie via hand-mond contact zelfs kan verhogen.

Isolatie contact plus wordt toegepast bij pathogenen waarvoor aanvullende voorzorgsmaatregelen noodzakelijk zijn, met name bij sporevormende micro-organismen zoals Clostridioides difficile. In deze gevallen worden, naast de standaard maatregelen, bijkomende interventies geïmplementeerd, zoals het gebruik van specifieke (sporicide) desinfectantia en extra aandacht voor omgevingselementen die moeilijk te reinigen zijn.

Contact- en lucht isolatie: gecombineerd

Patiënten met infecties die zich zowel via direct contact als via de lucht kunnen verspreiden, zoals mazelen en varicella, worden in ’isolatie contact en lucht’ geplaatst. Deze gecombineerde isolatie vereist gelijktijdige toepassing van maatregelen gericht op beide transmissieroutes, waaronder het dragen van een FFP2-masker (tenzij bij voldoende immuniteit van de zorgverlener), oogbescherming, handschoenen en schorten, evenals het sluiten van de kamerdeur en voorziening van adequate ventilatie. De meer strikte isolatievorm ‘contact en lucht plus’ wordt momenteel voorbehouden voor Mycobacterium abscessus maar kan in de toekomst ingezet worden bij nieuwe pathogenen.

Voorts werden ook andere elementen van het isolatiebeleid kritisch geëvalueerd en vereenvoudigd. Dit betrof onder meer de isolatieduur voor respiratoire pathogenen. Voor volwassen patiënten met infecties zoals SARS-CoV-2, influenza, RSV, adenovirus wordt momenteel een isolatieduur van 7 dagen aangehouden. Vanwege de mogelijke langdurige virusuitscheiding (shedding) bij immuungecompromiteerde patiënten, wordt bij deze groep een hertesting uitgevoerd zodat de isolatie bij een negatief resultaat kan beëindigd worden. Kinderen blijven in isolatie totdat zij klinisch hersteld zijn.

Aanpak en implementatie

Het hertekenen van het isolatiebeleid vraagt heel wat inspanningen op vlak van coördinatie, afstemming en planning. Het volledige team infectiepreventie werd ingezet om het implementatieproces te structureren aan de hand van een duidelijke projectfiche. Hierbij werd nauw samengewerkt met alle relevante stakeholders, waaronder de dienst longziekten, het herzien van alle procedures en documenten met focus op reductie, afstemming met ICT voor aanpassingen in het patiëntendossier, …

Een belangrijke pijler in het herzieningsproces was de herwerking van procedures en documenten, met expliciete focus op vereenvoudiging, uniformiteit en vermindering van het aantal afzonderlijke richtlijnen. Tegelijkertijd werd in samenwerking met ICT het elektronisch patiëntendossier aangepast om de nieuwe isolatievormen correct te registreren en zichtbaar te maken voor alle betrokken zorgverleners.
Om een vlotte operationalisering op de werkvloer te garanderen, werd een reeks ondersteunende tools ontwikkeld. Deze omvatten onder andere visueel aantrekkelijke en gestandaardiseerde isolatiekaarten; een praktische checklist voor het voorbereiden van een isolatiekamer; een centrale databank met micro-organisme-specifieke informatie en een informatiebrochure voor patiënten.

De officiële introductie van het nieuwe isolatiebeleid vond plaats in oktober 2024, net voor de start van het respiratoire seizoen. Het team infectiepreventie speelde hierin een actieve en zichtbare rol op de werkvloer, onder meer via de distributie van een ‘startpakket’ met isolatiekaarten en ondersteunend materiaal. Daarnaast werden zorgverleners op diverse manieren geïnformeerd en ondersteund: via directe feedbackmomenten, toelichting tijdens overdrachten, werkoverleggen en stafvergaderingen. Ook ondersteunende diensten zoals de schoonmaak en het patiëntenvervoer, werden niet over het hoofd gezien, wat de integrale aanpak en transversale reikwijdte van het project benadrukt.
Redelijk uitdagend betrof de aanpassing van de registratie in het elektronisch patiëntendossier. Op de dag van implementatie werden de isolatiestatussen van opgenomen patiënten geactualiseerd, geplande opnames gescreend op indicaties van isolatie en werd de lijst van actieve isolaten herzien.
Hoewel aanvankelijk zorgverleners moesten wennen aan de veranderingen, werd al snel waardering geuit over het vernieuwde beleid. Tijdens de piekmaanden van het respiratoire seizoen werd de vereenvoudiging als een duidelijke meerwaarde ervaren.
Conform de principes van de PDCA cyclus zullen we in de komende maanden het vernieuwde isolatiebeleid systematisch evalueren en waar nodig bijsturen.
De eerste signalen vanuit het werkveld zijn alvast positief: de nieuwe benadering werd breed gedragen en de vereenvoudiging van het beleid werd door zorgverleners als een duidelijke verbetering ervaren. Dit blijkt uit de talrijke spontane feedbackmomenten die het team Infectiepreventie reeds mocht ontvangen. Op basis van deze input en toekomstige evaluatieresultaten zal het beleid – waar nodig – verder verfijnd worden, met blijvende aandacht voor werkbaarheid, duurzaamheid en patiëntveiligheid.

Bibliografie

1. ECDC. Considerations for infection prevention and control in relation to respiratory infections in healthcare settings. 6 februari 2023.

2. Wang CC, Prather KA, Sznietman J et al. Airborne transmission of respiratory viruses. Science 2021 Aug 27;373(6558):eabd9149. DOI: 10.1126/science.abd9149.

3. WHO. Global technical consultation report on proposed terminology for pathogens that transmit through the air. 2024

4. Materialen en afval | Vlaanderen.be. Laatst geraadpleegd op 30 mei 2025.

5. Leroux-Roels, I. (2023, 25 september) Bronisolatie: nieuwe inzichten – nieuwe richtlijnen? 27ste Dag van de Infectiepreventie | Ziekenhuisnetwerk Gent. Laatst geraadpleegd op 30 mei 2025.

◄ Terug naar inhoud

Nieuwigheden

Wetenschappelijke agenda

  • september 2025
  • van 16/09 tot 19/09 || in Geneva
    International Conference on Prevention and Infection control (ICPIC)
  • oktober 2025
  • 9/10
    Symposium de la Belgian Infection Control Society (BICS)
  • van 19/10 tot 22/10 || in Atlanta
    Society for Health Care Epidemiology of America (SHEA)
  • december 2025
  • van 15/12 tot 16/12 || in Parijs
    46ème Réunion interdisciplinaire de chimiothérapie infectieuse (RICAI)
  • juni 2026
  • van 5/06 tot 6/06 || in Rijsel
    36ème Congrès de la Société Française en Hygiène Hospitalière (SF2H)
Bekijk de volgende evenementen

Schrijf ook een artikel !

Vacatures

Onze partners

Flux RSS

Subscribe

REDACTIE

Ontdek de andere online nummers van het tijdschrift

Het volledige archief

Ontdek onze special

Uitwisseling van ervaringen