Samen infecties vermijden !

Ter gelegenheid van de internationale dag van de handhygiëne op 5 mei lanceerde de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu de website www.ubentingoedehanden.be. Bedoeling is om de rol van de patiënt in de preventie van zorginfecties in de kijker te zetten.

Patiënten met chronische ziekten, zoals bijvoorbeeld suikerziekte of astma, worden al langer nauw betrokken bij hun zorg, wat men in de wetenschappelijke literatuur ook ‘patient empowerment’ noemt. Ook bij andere aandoeningen wint ‘patient empowerment’ aan belang. Zo wil de FOD Volksgezondheid patiënten aanmoedigen hun zorgverleners te vragen hun handen op een correcte manier te ontsmetten. Een goede handhygiëne is dan ook essentieel om de overdracht van zorginfecties te vermijden.

pins_booky_v03NL

De FOD Volksgezondheid lanceerde in 2005 voor het eerst een campagne om handhygiëne in de Belgische ziekenhuizen te promoten, en richt zich daarbij zowel tot de zorgverleners als de patiënten. Mettertijd werd de focus op de patiënt steeds groter en voor de laatste campagnes werden folders ter beschikking gesteld waarin de patiënt aangemoedigd wordt om de zorgverleners te vragen hun handen te ontsmetten.

De lancering van de website www.ubentingoedehanden.be is een volgende stap om het grote publiek te bereiken. De website biedt wetenschappelijk correcte informatie over zorginfecties en handhygiëne, ook voor familieleden en bezoekers van patiënten. Daarnaast is informatie beschikbaar voor personen die drager zijn van een multiresistente kiem, namelijk de voorzorgsmaatregelen die ze moeten in acht nemen tijdens hun verblijf in het ziekenhuis, advies bij terugkeer naar huis en bij een nieuwe hospitalisatie. Ten slotte vormt de nieuwe website een forum waarop ziekenhuizen hun initiatieven ter bevordering van handhygiëne in de schijnwerper kunnen plaatsen.

Aarzel niet om de website te promoten bij uw patiënten! Dit kan door het uithangen van de promotie-affiche (download ze hier), door een link naar de website te plaatsen op de website van uw instelling of door naar de website te verwijzen in brochures voor patiënten.

Meer informatie over de nationale campagnes ter promotie van de handhygiëne in de ziekenhuizen kan je vinden op www.handhygienedesmains.be. Klik hier voor de resultaten van de 5de nationale campagne (2013) ter promotie van de handhygiëne in de ziekenhuizen zijn te raadplegen.

Studiedag ziekenhuishygiëne 24 maart 2014 – NVKVV 40ste Week van de Verpleegkundigen en Vroedvrouwen in Oostende

Dagvoorzitters: Anita Truyens1, Caroline Haesebroek2

1 verpleegkundige-ziekenhuishygiënist, Regionaal ziekenhuis Heilig Hart Tienen
2 verpleegkundige-ziekenhuishygiënist, Regionaal ziekenhuis Heilig Hart Leuven 

De studiedag ziekenhuishygiëne heeft tijdens de 40ste week van verpleegkundigen en vroedvrouwen een “hot item” durven aanbrengen: “Referentiekaders en aanbevelingen: van theorie naar praktijk”. Bouwen aan vertrouwen in de zorg, tonen dat we goed bezig zijn. Kwaliteit leveren en blijven leveren, kwaliteit borgen in de organisatie. De vraag naar (externe) verantwoording groeit :…alleen maar zeggen dat je je best doet, volstaat niet meer…. Maar hoe weten we dat we goed bezig zijn? Tijdens deze studiedag hebben sprekers trachten een antwoord te geven op deze vraag. Enerzijds in de voormiddag door de referentiekaders te bespreken die worden aangeboden in het kader van Zorginspectie en Accreditatie. Anderzijds hadden de sprekers het in de namiddag lezingen over de aanbevelingen opgelegd vanuit de Hoge Gezondheidsraad. Hoe worden theoretische referentiekaders en aanbevelingen nu praktisch uitgewerkt? 

Vanuit de overheid worden ziekenhuizen steeds meer beoordeeld op de kwaliteit van hun aangeboden zorg. We maakten al kennis met de “kwaliteitsindicatoren “ en de “eisenkaders” waar een verplicht bezoek van de “zorginspectie” aan vast hangt. Bovendien kiezen vele ziekenhuizen vrijwillig voor een accreditatie door een externe instantie (JCI of NIAZ). Vorig jaar besliste NIAZ om in zee te gaan met het Canadese Q-mentum, wat zoals JCI, een methodiek is, die werkt met tracers en de (patiënt)processen centraal stelt om op basis daarvan te kijken of de zorgverlening daadwerkelijk op een goede en veilige manier en in lijn met de procedures wordt uitgevoerd.

UZ Gent bereidt zich voor op een accrediteringsaudit van NIAZ Q-mentum die gepland is eind 2015.
De eerste spreker van de voormiddag, Dr. Isabel Leroux, geneesheer–ziekenhuishygiënist van het UZ Gent, geeft aan dat het voorbereidingstraject minstens even belangrijk is als het attest. Ze kwam ook tot de conclusie dat het team ziekenhuishygiëne niet alleen eigenaar is van de normen met betrekking tot infectiepreventie en –bestrijding, maar ook de apotheek, de centrale sterilisatieafdeling en andere instanties. Een goede communicatie en interactie tussen deze verschillende actoren is dan ook essentieel.
Naast de steun van de directie, met het vrijmaken van extra financiële middelen, is vooral de cultuurverandering bij de medewerkers essentieel. Het streven naar kwaliteit en maximale patiëntveiligheid mag immers niet de zaak zijn van enkele kwaliteitsmedewerkers, maar moet gedragen zijn door elkeen binnen de zorginstelling.

Het UZ Leuven heeft al meer ervaring met accreditering. Na een eerste accreditatie in 2010 behaalde UZ Leuven in 2013 opnieuw een accreditatie.
Prof. Dr. Annette Schuermans, geneesheer–ziekenhuishygiënist van UZ Leuven bracht met veel enthousiasme haar ervaringen met JCI accreditering.          
Driehonderdvijfig standaarden, waarvan 25 met betrekking tot infectiepreventie en beheersing worden door onafhankelijke, intern opgeleide, auditeurs getoetst.
Deze standaarden definiëren structuren en processen die aanwezig moeten zijn of performantie-criteria waaraan men moet voldoen om als ziekenhuis veilige en hoog kwalitatieve zorg en dienstverlening te kunnen aanbieden. Elke standaard vertrekt van een doelstelling en omvat minstens één meetbaar element. In totaal zijn er zo’n 1300 meetbare elementen waarvan 86 verband houden met infectiepreventie en beheersing. Dankzij het accrediteringstraject werd ook duidelijk hoe belangrijk en ‘onmisbaar’ het team ziekenhuishygiëne is.
België heeft een complexe staatstructuur waarbij de bevoegdheden verdeeld zijn tussen de federale overheid en de Gemeenschappen en de Gewesten. Sinds de staatshervorming van 1980 is Vlaanderen bevoegd voor persoonsgebonden aangelegenheden zoals gezondheidszorg en welzijnszorg.
Via het nieuwe toezichtmodel van de Vlaamse Zorginspectie kunnen de Vlaamse ziekenhuizen kiezen tussen een systeemtoezicht en accreditatie bij een erkende internationale organisatie. Ziekenhuizen die meestappen in zo’n accreditatietraject zijn niet langer onderworpen aan het systeemtoezicht. In de plaats daarvan geldt enkel nog een nalevingstoezicht: een heel gerichte en concrete toets van de zorgpraktijk.

Vorig jaar mochten velen onder ons al kennismaken met het eerste nalevingstoezicht, waarbij de Zorginspectie zich concentreerde op het chirurgische zorgtraject. Dit ‘eerste eisenkader’ werd uitgewerkt door het Agentschap Zorg en Gezondheid (Z&G) samen met Zorginspectie, en in overleg met de afdeling Toezicht Volksgezondheid, de beroepsgroepen en de ziekenhuiskoepels.

Dr. Els Van Dingenen, arts bij het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid gaf een boeiende uiteenzetting over de werking van haar team. Ze lichtte toe hoe de eisenkaders tot stand komen en lichtte al een tipje van de sluier op van het volgende eisenkader: het internistisch zorgtraject. Het Vlaams agentschap Zorginspectie ziet erop toe dat regelgeving wordt nageleefd en dat overheidsmiddelen rechtmatig en transparant worden besteed. Zorginspectie doet dat door te inspecteren en te rapporteren. Uit de gepubliceerde eisenkaders wordt een selectie gemaakt waarmee de zorginspectie aan de slag gaat.

Mevr. Lieve Van Segbroeck, teamverantwoordelijke van het Vlaams agentschap zorginspectie legde uit hoe de inspectiebezoeken georganiseerd worden. De Zorginspectie komt onaangekondigd op bezoek maar iedereen weet vooraf wanneer een bepaalde inspectieronde start en wat er allemaal geïnspecteerd zal worden.

Vermits de overheid, maar ook de burger en de ziekenhuissector zelf, alsmaar meer belang hecht aan transparantie, wordt binnen het toezichtmodel in twee fases gewerkt naar actieve openbaarheid van inspectieverslagen. Bij de inspecties van het chirurgisch zorgtraject werden ziekenhuizen gestimuleerd om hun inspectieverslag te publiceren op hun eigen website; de verslagen binnen het internistisch traject zal Zorginspectie zelf publiceren.

De namiddag van de studiedag ging over de concrete aanbevelingen vanuit de Hoge Gezondheidsraad en de praktische uitwerking ervan in de ziekenhuizen. In het KB van 26 april 2007 wordt vermeld dat het team ziekenhuishygiëne de richtlijnen en aanbevelingen van officiële instanties, zoals de Hoge Gezondheidsraad (HGR), dient te implementeren. De sprekers hebben inspiratie gehaald om hun projecten binnen de eigen instelling te sturen aan de hand van deze aanbevelingen.

Marylène Vereycken is verpleegkundige-ziekenhuishygiënist in het Sint-Jan Ziekenhuis te Brussel. Zij heeft een beeld geschetst van hoe zij handhygiëne in haar eigen instelling heeft verbeterd. In januari 2009 heeft de HGR aanbevelingen geschreven inzake handhygiëne (Aanbevelingen inzake handhygiëne tijdens de zorgverlening. Aanbeveling HGR nr. 8349). In deze aanbevelingen wordt onder andere aanbevolen om deel te nemen aan de nationale campagne voor handhygiëne als methodologie om gedragsverandering te bekomen. In het Sint-Jan Ziekenhuis werd gekozen voor een intensieve campagne door gerichte begeleiding in plaats van een ziekenhuisbrede campagne. Een gerichte aanpak per afdeling zorgde ervoor dat er meer zorgverleners konden bereikt worden. Dit had een positief effect op de compliantie van handhygiëne na de campagne.

Daarna was Kathleen Rottey aan de beurt, verpleegkundige-ziekenhuishygiënist in het AZ Sint-Maarten te Mechelen Duffel. Zij baseert zich op de aanbevelingen rond griepvaccinatie die de Hoge Gezondheidsraad jaarlijks publiceert voor het aankomende winterseizoen (Vaccinatie tegen seizoensgebonden griep. Winterseizoen 2013-2014. Advies HGR nr. 9124) Het Sint-Maarten ziekenhuis heeft de vaccinatiegraad in hun ziekenhuis verhoogd bij zorgverleners van 38.5% in 2012 tot 58.42% in 2013 (artsen, medewerkers, vrijwilligers). Dit hebben zij bekomen door zorgverleners te sensibiliseren door veel informatie te geven én door vaccinatie aan te bieden op de diensten zelf via een vaccinatieteam. Een arbeidsintensieve, maar succesvolle actie!

 An Willemse is verpleegkundige-ziekenhuishygiënist in het Onze-Lieve-Vrouw ziekenhuis te Aalst en heeft haar lezing gedaan over een recente aanbeveling van de Hoge Gezondheidsraad betreffende infectiebeheersing bij bouwen en verbouwen (Aanbevelingen betreffende infectiebeheersing bij bouwen, verbouwen en technische werkzaamheden in Zorginstellingen. Aanbevelingen voor interne en externe werknemers. Aanbeveling HGR nr. 8580). Dit document was een nuttig instrument omdat veel ziekenhuizen vroeg of laat te maken krijgen met bouw- of verbouwingswerkzaamheden in hun instelling met risico op stof gerelateerde micro-organismen (zoals Aspergillus) en water gerelateerde micro-organismen (zoals Legionella). Het team ziekenhuishygiëne heeft een belangrijke (maar geen gemakkelijke) taak om aannemers en werklieden de weg hierin te wijzen.
In het OLV Aalst heeft men het voorbije jaar hierin successen gerealiseerd: structureel overleg met de bouwcoördinator, opmaken van specifieke richtlijnen en reglementen bij bouwkundige werkzaamheden en betrokkenheid van het team bij het opmaken van renovatieplannen zijn slechts enkele voorbeelden. Maar Mevr. Willemse geeft tenslotte aan dat dit niet zonder slag of staat gaat en gaf daarom nog enkele tips mee om het doorzettingsvermogen te versterken.

De volgende uiteenzetting werd verzorgd door Guido Demaiter. Hij is verpleegkundige- ziekenhuishygiënist in AZ Groeninge Kortrijk. Zijn presentatie ging over de aanbeveling van de HGR betreffende beheersing van postoperatieve infecties in het operatiekwartier (Aanbevelingen voor de beheersing van de postoperatieve infecties in het operatiekwartier. Aanbeveling HGR. Nr. 8573 – Update 23/07/2014). Hij maakte deel uit van de werkgroep van de HGR om het advies hierover uit te schrijven en heeft er snel werk van gemaakt om binnen het eigen ziekenhuis kwaliteitsmetingen uit te voeren. Het team ziekenhuishygiëne heeft naar aanleiding van de JCI accreditatie de veiligheidmanagement systeem (VMS)-zorgbundel geïntroduceerd met aandacht voor het naleven van 4 zorgbundel elementen: Antibiotica profylaxis, preoperatieve ontharing, perioperatieve normothermie en beperken van het aantal deurbewegingen. Deze elementen worden gecontroleerd via jaarlijkse interne audits, samen met andere hygiënische maatregelen, opgesteld in het reglement inwendige orde (handhygiëne, kledij, reiniging en desinfectie).

André De Haes is verpleegkundige-ziekenhuishygiënist in het AZ Sint-Maarten Mechelen-Duffel, waar in 2012 een outbreak van CPE (carbapenemase producerende enterobacteriacea) heeft plaatsgevonden. Het team ziekenhuishygiëne heeft de verspreiding van CPE trachten te beperken door aanbevelingen van onder andere de Hoge Gezondheidsraad te gebruiken (Maatregelen te nemen naar aanleiding van de toename van carbapenemase producerende enterobacteriën (CPE) in België; Advies HGR nr. 8791). Sinds 2011 heeft het ziekenhuis 66 gekende CPE-patiënten opgenomen, waarvan de screening gebeurt via rectale uitstrijkjes en stoelgangsstalen. Maatregelen werden vastgelegd in twee interne procedures: één bij opname van 1 gekoloniseerde/geïnfecteerde CPE patiënt en één bij het vermoeden van een uitbraak. Deze maatregelen variëren van verbeterde handhygiëne tot contactisolatie en zelfs tot cohortisolatie van een afdeling. Deze procedure heeft ervoor gezorgd dat de epidemie succesvol werd aangepakt.

De laatste spreker was Yvo Bories. Hij is verpleegkundige-ziekenhuishygiënist in het AZ Nikolaas te Sint-Niklaas. Hij ging een stap verder op het onderwerp van CPE, maar specifiek met betrekking tot bedpanspoelers. Kunnen we de bedpanspoelers zomaar vertrouwen om verspreiding van multiresistente darmcommensalen tegen te gaan? Een uitgebreid antwoord op deze vraag is terug te vinden in een vorige editie van Noso-info (2013 n° 4, 6-9).

Tijdens deze studiedag hebben we ons enerzijds een beeld gevormd van de verschillende referentiekaders voor de ziekenhuizen in de vorm van Zorginspectie en Accreditatie. Anderzijds werd toegelicht hoe verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten zich een weg hebben gevormd in het bos van al deze aanbevelingen. Deze studiedag biedt een houvast om aanbevelingen en referentiekaders binnen de eigen instelling te implementeren!

We kunnen concluderen dat organisaties die de top willen bereiken continu kijken waar ze staan, hoe ze hun risico’s kunnen beperken of ombuigen naar kansen, hoe ze hun processen goed kunnen laten verlopen en waar verbeteringen mogelijk zijn. Verbeteren in combinatie met een goede borging van kwaliteit brengt de organisatie naar het hoogste niveau.

VOOR U GELEZEN

Janota J., Sebkova S., Visnovska M., Kudlackova J., Hamplova D., Zach J.

Hand hygiene with alcohol hand rub and gloves reduces the incidence of late onset sepsis in preterm neonates.

Acta Paediatrica 2014 June 27 

Deze studie evalueert de impact op de incidentie van laattijdige sepsis (LOS) van een handhygiëneprotocolbestaande uit een het wassen van de handen, het gebruik van een hydroalcoholische oplossing en het dragen van handschoenen bij de zorgverlening aan prematuren geboren na 31 weken zwangerschap. Alle baby’s geboren tussen 32 weken +0 en 36 weken +6 zwangerschapsleeftijd die op de dienst neonatale intensieve zorg verbleven werden geïncludeerd. Gedurende de 7 eerste maanden werd een handhygiëneprotocol gevolgd bestaande uit het wassen van de handen en het gebruik van een hydroalcoholische oplossing (“hydroalcoholische periode”). Tijdens de volgende 7 maanden bestond het protocol uit het wassen van de handen, het gebruik van een hydroalcoholische oplossing en het dragen van handschoenen (“handschoenperiode”). Respectievelijk 111 en 89 patiënten maakten deel uit van de groepen “hydroalcoholische oplossing” en “handschoenen”. Uit de resultaten is gebleken dat 5 patiënten gediagnosticeerd werden met een totaal van 6 episodes van LOS in de groep hydroalcoholische oplossing en de LOS-incidentie tijdens deze periode bedroeg 2,99/1000 hospitalisatiedagen en 54,1/1000 opnames. Tijdens de handschoenperiode werd geen enkele LOS-patiënt gediagnosticeerd (significante daling P= 0,028).

De toepassing van een handhygiëneprotocol bestaande uit een het wassen van de handen, het gebruik van een hydroalcoholische oplossing en het dragen van handschoenen beperkt aanzienlijk de LOS-incidentie bij prematuren en de resultaten doen vermoeden dat dit tot een duurzame verbetering van het aantal infecties kan leiden. 

 

Durand S., Batista Novais A.R., Mesnage R., Combes C., Didelot M.N., Lotthé A., Filleron A., Baleine J., Cambonie G.

Validation of nosocomial infection in neonatology: A new method for standardized surveillance.

American Journal of Infection Control 2014 June 

Ziekenhuisinfecties (Nis) zijn de belangrijkste oorzaak van mortaliteit en morbiditeit bij prematuren. We stellen een nieuwe methode voor om Nis in de eenheden neonatale intensieve zorg te detecteren en te confirmeren. Gedurende twee jaar werden de pasgeborenen op een eenheid neonatale intensieve zorg van een universitair ziekenhuis met een geboortegewicht < 1500 gr of met een zwangerschapsleeftijd (ZL) < 33 weken prospectief geïncludeerd. Het elektronische systeem voor het voorschrijven van geneesmiddelen (CPOE) genereert een waarschuwing wanneer antibiotica minstens 5 dagen na elkaar worden voorgeschreven en deze gevallen werden door een expertengroep getoetst aan de internationale aanbevelingen.

461 pasgeborenen werden geïncludeerd met een gemiddelde ZL van 30 weken (26- 32 weken) en een gemiddeld gewicht van 1270 gr (950-1600). Het CPOE-systeem heeft 158 gevallen gemeld van potentiële Nis; 85,1 % werd geklassificeerd als een echte Nis en 14,9 % werd als vals positief beschouwd. De incidentie en de kathetergeassocieerde nosocomiale septicemieën bedreogen respectievelijk 21,9 % en 10,8 per 1000 centrale katheterdagen. ZL≤ 28 weken (Odds ratio: 2,18: 95% betrouwbaarheidsinterval 1,2-4) en meer dan 7 centraal veneuze katheterdagen ( Odds ratio: 1,47; 95% betrouwbaarheidsinterval,1,3-1,7) zijn onafhankelijke variabelen die geassocieerd worden met het risico op een nosocomiale septicemie.

We leiden daaruit af dat de combinatie van het CPOE-systeem en een multidisciplinaire toetsing de nauwkeurigheid van de Nis-registratie in een neonatale intensieve zorgeenheid kunnen verbeteren.

 

Helder O.K., Brug J., van Goudoever J.B., Looman C.WS., Reiss I.K., Kornelisse R.F.

Sequential hand hygiene promotion contributes to a reduced nosocomial bloodstream infection rate among very low-birth weight infants: An interrupted time series over a 10-year period.

 Een blijvende goede naleving van de voorschriften m.b.t. handhygiëne (HH) is nodig om het aantal nosocomiale septicemieën (NBSIs) te verminderen. Na verloop van tijd daalt de naleving echter meestal. We hebben de gevolgen op lange termijn bestudeerd van opeenvolgende interventies voor de promotie van HH. Eenobservationele studie met onderbroken tijdsreeksen werd uitgevoerd bij kinderen met een zeer laag geboortegewicht (VLBW). De interventies bestonden uit een opleidingsprogramma, boodschappen die via de screensaver werden verspreid en de organisatie van een week rond infectiepreventie met een initiatie over efficiënt handschoengebruik.

Tussen 1 januari 2002 en 31 december 2011 werden een totaal van 1964 kinderen met een VLBW bestudeerd. Het aantal kinderen met minstens 1 NBSI daalde van 47,6 % tot 21,2 % (P<0,01) en het aantal NBSIs per 1000 patiëntdagen daalde van 16,8 naar 8,9 (P<0,01). Vóór de interventie was het aantal NBSIs per 1000 patiëntdagen sterk toegenomen met 0,74 per kwartiel (95% betrouwbaarheidsinterval [CI] 0,27-1,22). Na de eerste interventie volgde een significante daling van NBSIs van -1,27 per kwartiel (95% CI van -2,04 tot -0,49). Na de volgende interventies was de tendens neutraal. Het aandeel van coagulase-negatieve stafylokokken en Staphylococcus aureus als ziekteverwekker daalde significant over de tijd. We leiden daaruit af dat het opeenvolgendepromoties van HH tot een blijvende daling van het aantal NBSI’s kan leiden.

 

Padula M.A., Dewan M.L., Shah S.S., Padula A.M., Srinivasan L., McGowan A.L., Mahoney K.R., Harris M.C.

Risk Factors Associated with Lab-confirmed Bloodstream Infections in a Tertiary Neonatal Intensive Care Unit. 

Septicemieën (BSI) blijven de belangrijkste oorzaak van mortaliteit en morbiditeit bij kinderen die worden opgenomen op eenheden voor intensieve neonatale zorgen (NICUs). Op het ogenblik van de evaluatie van en vermoeden van BSI, zijn de tekens soms aspecifiek. We hebben een poging gedaan om de klinische tekens en risicofactoren te bepalen die geassocieerd zijn met een labo-geconfirmeerde bloedbaaninfectie bij kinderen met een laattijdige septicemie in een NICU van een universitair ziekenhuis. Deze prospectieve cohortstudie includeerde kinderen die ouder zijn dan drie dagen en die in een NICU niveau 4 werden opgenomen van juli 2006 tot oktober 2009, en voor wie een bloedkweek was afgenomen wegens vermoeden vansepticemie . Clinici hebben de aanwezige klinische tekens op het ogenblik van de kweek gedocumenteerd. Labo-geconfirmeerde BSI werd gedefinieerd volgens de criteria van het National Healthcare Safety Network. Multivariate analyses werden uitgevoerd op basis van een logistisch regressiemodel met random effects680 episodes van vermoeden van BSI bij 409 kinderen werden geïncludeerd . Enterael contrasstoft gedurende de 48 voorafgaande uren is de belangrijkste risicofactor voor een labogeconfirmeerde BSI (Odds ratio: 9,58 [95% betrouwbaarheidsinterval: 2,03 – 45,19]), gevolgd door de aanwezigheid van een centraal veneuze katheter. Apneu en hypotensie zijn de daarmee sterkst geassocieerde aanwezige tekens.
We leiden daaruit af dat een recente blootstelling aan enterale contraststof geassocieerd wordt met een verhoogde Odds ratio voor de ontwikkeling van een BSI bij kinderen die in een NICU van een universitair ziekenhuis. Apneu en hypotensie zijn de sterkst geassocieerde klinische infectietekens.

 

Hooven T.A., Polin R.A.

Healthcare-associated infections in the hospitalized neonate: a review.

Early Hum Dev 2014 March; 90 Suppl 1: S4-6 

Zorggeassocieerde infecties in de eenheden neonatale intensieve zorg verlengen de hospitalisatieduur en de kosten aanzienlijk en zorgen voor tal van andere nadelige gevolgen, waaronder sterfte. De relatief hoge prevalentie van zorggerelateerde infecties bij pasgeborenen is secundair aan de immaturiteit van het immuunsysteem van de pasgeborene, de nood aan frequente invasieve procedures en een over het algemeen langere verblijfsduur. Centrale kathetergerelateerde septicemieën (CLABSI) zijn de meest voorkomende vorm van zorggerelateerde infectie met de coagulasenegatieve Staphylococcus species (CONS) als vaakst aangetroffen micro-organisme. De interpretatie van de kweekresultaten bij het vermoeden van een zorggerelateerde infectie kan bemoeilijkt worden door de mogelijkheid dat het opgespoorde micro-organisme een commensale contaminant is dan wel een eigenlijke bron van infectie. Dit is zeker het geval bij een positieve CONS bloedkweek tijdens de evaluatie van een vermoeden van CLABSI. Dit artikel geeft een overzicht van de epidemiologie, de diagnose, de preventie en de behandeling van zorggerelateerde infecties in de eenheden neonatale intensieve zorg. 

 

Klinger G., Carmeli I., Feigin E., Steinberg R., Levy I.

Compliance with Surgical Antibiotic Prophylaxis Guidelines in Pediatric Surgery.

Eur J Pediatr Surg 2014 March 28 

De richtlijnen m.b.t. heelkundige antibioticaprofylaxe (AP) wegen de nood aan het vermijden van infecties af tegen de risico’s op bijwerkingen van de geneesmiddelen. Wij willen evalueren in welke mate gevolg wordt gegeven aan de aanbevelingen inzake AP.

Een retrospectieve studie werd uitgevoerd in een pediatrisch medisch centrum. Daarbij werden patiënten geïncludeerd tussen 0 en 18 jaardie gedurende de periode van 1 jaar (2008-2009) een zuiver-gecontamineerde heelkundig ingreep onderingenwaarvoor AP vereist is. De naleving van een bundel van 4 aanbevelingen werd geëvalueerd . Risicofactoren van het niet-naleven werden geïdentificeerd aan de hand van uni- en multivariate analyses. Uit de resultaten blijkt dat AP toegediend werd aan 239 van de 247 patiënten (96,8 %). Bij 16 van de 247 patiënten (6,5 %) werd volledig gevolg gegeven aan de aanbevelingen voor AP. De naleving van de voorschriften met betrekking tot het juiste antibioticum, dosis, tijdstip en duur van de behandeling bedroeg respectievelijk 97,1%, 52,2%, 31,9% en 35,9%. Uit een multivariate analyse is gebleken dat een foutief tijdstip geassocieerd is met een leeftijd die hoger of gelijk is aan 4 jaar (P=0,002), dringende heelkunde (P= 0,0018), het toedienen van de AP door het chirurgisch departement (P=0,0001) en heelkunde tijdens de nacht (P=0,015). Een foute dosis AP wordt geassocieerd met de aanwezigheid van comorbiditeiten (P=0,006). Geen enkele risicofactor wordt in verband gebracht met een foute duur van de AP.
We hebben vastgesteld dat slechts in een gering aantal gevallen volledig gevolg werd gegeven aan de aanbevelingen voor AP. AP zou enkel in het operatiekwartier mogen toegediend worden . Er is nood aan een grotere bewustwording over de aanbevelingen inzake AP.

 

Tsai M.H., Chu S.M., Hsu J.F., Lien R., Huang H.R., Chiang M.C., Fu R.H., Lee C.W., Huang Y.C.

Risk factors and outcomes for multidrug-resistant Gram-negative bacteremia in the NICU.

Pediatrics 2014 February 133(2):e322-9 

Deze studie evalueert de risicofactoren van een antibioticatherapie en de gevolgen van bacteriëmieën met multiresistente (MDR) gram-negatieve bacillen (GNB) bij patiënten die in NICU zijn opgenomen. In een cohortstudie van 8 jaar werden episodes van bacteriëmie met MDR GNB vergeleken met een groep patiënten met een bacteriëmie met niet MDR GNB .

Van de 1106 bacteriëmieën zijn er 393 (35,5 %) veroorzaakt door GNB 70 (18,6 %) door een MDR stam. Het meest frequente resistentiemechanisme is de productie van ß-lactamase (67,1 %), vooral bij Klebsiella pneumoniae (59,6 %). De onafhankelijke risicofactoren van het verwerven van MDR GNB zijn voorafgaande blootstelling aan cephalosporins, een antibioticum van de derde generatie (Odds ratio [OD]: 5,97; 95% betrouwbaarheidsinterval [CI] 2,37 – 15,8; P<0,001) en carbapenems (OR:3,60; 95 % CI: 1,26 – 10,29; P=0,17), en een onderliggende nieraandoening (OR: 7,08; 95 % CI: 1,74 – 28,83; P=0,006). Patiënten met een bacteriëmie met MDR GNB hadden meer kans op een onaangepaste initiële antibioticatherapie (72,9 % vs 7,8 %; P<0,001), infectieuze complicaties (21,4 % vs 10,5 %; P=0,011) en een hoger globaal sterftecijfer (28,6 % vs 10,5 %;P<0,001). Onafhankelijke risicofactoren voor de globale mortaliteit zijn de aanwezigheid van infectieuze complicaties na de bacteriëmie (OR: 3,16; 95 % CI: 1,41 – 7,08: P=0,005) en een onderliggende secundaire pulmonaire hypertensie met of zonder cor pulmonale (OR:6,19; 95 % CI: 1,88 – 20,31; P=0,003).

We leiden daaruit af dat MDR GNB goed is voor 18,6 % van alle GNB bacteriëmieën op de NICU-eenheid, vooral bij patiënten die voorafgaand een breedspectrum antibiotherapie hadden gekregen en bij patiënten met een onderliggende nieraandoening. Het meest frequente resistentiemechanisme is de productie van breedspectrum ß-lactamase (ESBL). Pasgeborenen met een MDR GNB hebben vaker de neiging om infectieuze complicaties te ontwikkelen die onafhankelijk geassocieerd zijn met een globaal hoger mortaliteitscijfer. 

 

Scheithauer S., Trepels-Kottek S., Hafner H., Keller D., Ittel T., Wagner N., Heimann K., Schoberer M., Schwarz R., Haase G., Waitschies B., Orlikowsky T., Lemmen S.

Healthcare worker-related MRSA cluster in a German neonatology level III ICU: a true European story.

Int J Hyg Environ Health 2014 March; 217(2-3): 307-11 

We hebben een cluster van 8 nieuwe MRSA-gekoloniseerde pasgeborenen in een ICU onderzocht en stellen hier info voor over zowel de moleculaire kenmerken van de stammen, als over het proces om de bron te identificeren, waarbij de impact van MRSA-kolonisatie bij HCWs bekeken werd. Uit de moleculaire kenmerken van de stammen is een enkele familie gebleken, met name het spa-type 127, een type dat hoogst uitzonderlijk is in Duitsland. Omgevingsstalen en de screenings van de ouders van de gekoloniseerde pasgeborenen waren negatief. Uit de screening van het zorgpersoneel bleek daarentegen dat een werknemer (HCW:1/134), die deel uitmaakte van een recent aangeworven groep Roemeense HCWs , gekoloniseerd was met de stam spa-type 127. Verdere screenings hebben vervolgens MRSA opgespoord bij 9/51 Roemeense HCWs (18 %) en 7/9 (14 % van het totaal) isolaten vertoonden hetzelfde moleculaire beeld als het indexgeval (spa/PFGE type). Alle dragers werden met succes gedekoloniseerd, waarna geen enkel ander geval bij een patiënt meer opgedoken is. Sindsdien maakt een screeningsprogramma voor alle nieuwe werknemers deel uit van ons infectiecontrolebeleid. We concluderen dat MRSA-gekoloniseerde HCWs de bacterie binnen het ziekenhuis kunnen overdragen. Aangezien HCWs afkomstig uit hoog endemische regio’s mogelijks gekoloniseerd zijn, kunnen ze een risico vormen voor de patiënten.

 

Osvald E.C., Prentice P.

NICE clinical guideline: antibiotics for the prevention and treatment of early-onset neonatal infection

Arch Dis Child Educ Pract Ed 2014; 99; 98-100 

Informatie over de huidige aanbevelingen:

Een vroegtijdige neonatale infectie, die wordt gedefinieerd als infectie die binnen de 72 uur na de geboorte optreedt, is een belangrijke oorzaak van mortaliteit en morbiditeit en wordt meestal veroorzaakt door de Streptococcus van groep B (GBS). De aanbevelingen van het National Institute for Health and Clinical Excellence (NICE) : “Antibiotica in geval van vroegtijdige neonatale infectie op neonatologie: antibiotica voor de behandeling en preventie van een infectie op neonatologie” is gepubliceerd in augustus 2012. Deze hebben tot doel prematuren met een infectierisico te identificeren, een snelle behandeling promoten voor prematuren bij wie een infectie wordt vermoed en de blootstelling aan antibiotica vermijden voor kinderen die geen vroegtijdige neonatale infectie hebben opgelopen. Deze aanbevelingen zijn opgesteld door het National Collaborating Centre for Women’s and Children’s Health.
Vorige aanbevelingen: er zijn geen eerdere gedetailleerde nationale aanbevelingen voor het beheer van vroegtijdige septicemieën bij pasgeborenen. Het “Royal College of Obstetricians and Gynaecologists” heeft in 2003 aanbevelingen gepubliceerd (geactualiseerd in 2012), die gericht zijn op de preventie van GB, waarin een aantal aspecten van het beheer van vroegtijdige septicemieën bij pasgeborenen aan bod komen.