Rapport van de surveillance van Clostridioides difficile voor het jaar 2021
Clostridioides difficile infectie (CDI), voorheen bekend als «Clostridium difficile» infectie, is een belangrijke oorzaak van infectieuze diarree verworven tijdens acute of chronische zorg. De symptomen variëren van milde diarree tot een ernstige levensbedreigende infectie, met als gevolg een hoge medische, sociale en economische belasting. Dit rapport heeft als doel de epidemiologie van CDI in Belgische ziekenhuizen te beschrijven, met de focus op het jaar 2021.
Het rapport vat de gegevens uit vier verschillende bronnen samen, namelijk:
(1) de nationale surveillance van CDI in ziekenhuizen, inclusief gegevens van het nationale referentielaboratorium (NRC 2010 – 2021),
(2) minimale ziekenhuisgegevens (MZG 2010 – 2020),
(3) facturatie van diagnostische tests (RIZIV 2010 – 2021),
4) het overlijdensregister (2008 – 2019).
Nationaal surveillance van cdi in ziekenhuizen
Deelname aan de nationale surveillance nam sinds 2015 langzaam af. In 2021 hebben ongeveer 87 (81%) van de 107 ziekenhuizen die voor de CDI surveillance in aanmerking kwamen 2.051 CDI-gevallen gerapporteerd. Van hen leverden 82 ziekenhuizen (77%) zowel tellers (gevallen) als noemers (ligdagen en aantal opnames) voor ten minste één semester, terwijl 68 ziekenhuizen (64%) deze gegevens voor hele jaar rapporteerden.
De proportie «ziekenhuis-geassocieerde» gevallen (HA-CDI, met startdatum ≥ 2 dagen na opnamedatum) onder alle geregistreerde CDI, bedroeg 55% in 2021, in vergelijking met 62% in 2010. Het aandeel van de gevallen die vermoedelijk uit de «gemeenschap» kwamen, steeg licht naar 27% in vergelijking met 25% in 2020. Vergelijkbaar met vorige analyses ging het in ongeveer 10% om wederkerende gevallen, waren er iets meer vrouwelijke patiënten (55%), en waren patiënten voornamelijk ouderen (mediaanleeftijd van 76 jaar). Evenzo bleven geriatrie-, gastro-enterologie- en oncologie de meest getroffen afdelingen. In 2021, overleed 14% van de CDI-patiënten omwille van diverse redenen, terwijl 2% stierf als gevolg van hun infectie. De proportie van de als «gecompliceerd» gerapporteerde gevallen bleef laag (7%).
Van alle ziekenhuizen die hun CDI diagnose algoritmen rapporteerde, gebruikte 89% meerstapsalgoritmen in 2021, en 73% van hen gebruikte door ESCMID aanbevolen algoritmen (European Society of Clinical Microbiology and Infectious Diseases). Het gemiddelde percentage CDI-tests, berekend via surveillancegegevens, was 78.68 ontlastingstests per 10.000 ligdagen in 2021, en het aantal positieve testen bedroeg ongeveer 3%.
Sinds 2010, bleef de gemiddelde CDI-incidentie in acute ziekenhuizen, berekend op basis van de surveillancegegevens, min of meer stabiel op nationaal niveau, maar vertoonde een niet-significante dalende trend sinds 2018. In 2021, veroorzaakte dit 2,4/10.000 ligdagen voor het totaal aantal CDI gevallen en 1,3/10.000 ligdagen voor het aantal HA-CDI gevallen. De incidentie was hoger in Wallonië dan in Vlaanderen en Brussel (zie Figuur 1), maar de verschillen blijven klein. Er waren verschillen in de gerapporteerde incidentie van CDI en HACDI tussen provincies en ziekenhuizen.
Figuur 1: Gemiddelde incidentie van HA-CDI/10.000 ligdagen in acute ziekenhuizen, per regio, België, 2010-2021
Opmerking: Ziekenhuis-geassocieerde Clostridioides difficile infectie (HA-CDI): begin van de symptomen ≥ 2 dagen na opname. Incidentieberekening: omvat alle acute ziekenhuizen die volledige gegevens (tellers en noemers) verstrekten voor ten minste één semester/jaar.
In het kader van de surveillance werden er in 2021, door 50 Belgische ziekenhuizen, 504 toxigene stammen naar het NRC gestuurd voor typering. Het aantal opgestuurde stammen is sinds 2014 voortdurend gedaald en zijn lager dan ooit. Ribotype BR4014 (BR: Europese Brazier classificatie voor ribotypes) bleef het meest voorkomende en wijdverspreide stam-type in Belgische ziekenhuizen, gevolgd door ribotype BR020. De hypervirulente stam BR078 kwam op de derde plaats, terwijl BR027 in slechts twee ziekenhuizen werd aangetroffen. Alle isolaten die getest waren voor antimicrobiële gevoeligheid waren gevoelig voor vancomycine, metronidazol en fidaxomicine. Dit zijn drie antibiotica die meestal worden gebruikt voor de behandeling van CDI.
Minimale ziekenhuisgegevens
Zoals blijkt uit Figuur 2 en op basis van de meest recente beschikbare minimale ziekenhuisgegevens van de federale overheidsdienst (FOD), was in 2020 de CDI-incidentie ongeveer 3,2/10.000 ligdagen, wat vergelijkbaar is met de gegevens van 2019. De CDI incidentie bedraagt, volgens de surveillance gegevens, 2,5/10.000 ligdagen. Sinds 2018, stijgt de kloof tussen deze twee gegevensbronnen. Aangezien deze gegevens alle gevallen omvatten, worden ze echter verondersteld een betere schatting te geven van de CDI belasting (burden) in België. In 2020 vermeldden 3.761 ziekenhuisverblijven CDI als primaire of secundaire diagnose, 11% minder dan in 2019.
Figuur 2: Clostridioides difficile infectie (CDI) incidentie in Belgische ziekenhuizen, 2009-2020
Bron: Federale Overheidsdienst Volksgezondheid (FOD). Aantal ICD-9-CM 008.45 (2000- 2014) en ICD-10-CM A04.7 (2016-2018) codes (Enterocolitis als gevolg van Clostridioides difficile) opgenomen in de minimale ziekenhuisgegevens databank als primaire of secundaire diagnose. Extrapolatie gemaakt voor 2015.
Facturatie van diagnostische tests
In 2021 werden ongeveer 159.500 testen voor het opsporen van fecaal toxine-producerende C. difficile gefactureerd, en bijna 14 tests werden terugbetaald per 1.000 verzekerde inwoners. Tot 2019 was het totale aantal gefactureerde testen het meest bepaald door het aantal gefactureerde testen bij gehospitaliseerde patiënten. Sinds 2020 zien we dat dat de trend in de totale aantal gefactureerde testen afhankelijk is van het aantal gefactureerde testen in ambulante patiënten.
Overlijdensregister
In het overlijdensregister werden in 2019 (meest recente gegevens) 60 sterfgevallen als gevolg van C. difficile geregistreerd. Het “age-adjusted specific mortality rate” bedroeg 0,50 sterfgevallen/100.000 inwoners, wat een grote daling is ten opzichte van de laatste 16 jaar. De sterfte in Brussel was de hoogste van de drie gewesten. In 2019 deed 85% van de sterfgevallen zich voor bij mensen van 80 jaar of ouder.
Samengevat kan worden gesteld dat de CDI-belasting (burden) in Belgische ziekenhuizen de laatste jaren niet wezenlijk veranderde. Deelname aan de epidemiologische surveillance, met name het verzenden van stammen of ontlasting monsters naar de NRC, moet verder worden aangemoedigd. Ten slotte moeten antimicrobiële stewardship-programma’s en infectiepreventie- en controlemaatregelen in ziekenhuizen en in de ambulante praktijk, gelet op het verband met CDI, continue worden aangemoedigd en geëvalueerd.
Om meer te weten :
Nieuwigheden
Wetenschappelijke agenda
- oktober 2024
-
van 16/10 tot 20/10 || in Los Angeles
SHEA ID week. A joint meeting of IDSA, SHEA, HIVMA, PIDS and SIDP
- november 2024
-
van 20/11 tot 22/11 || in Liverpool
Healthcare infection society
- april 2025
-
van 11/04 tot 15/04 || in Wenen
Congrès de l’ European Society of Clinical Microbiology and Infectious Diseases (ESCMID)
- juni 2025
-
van 4/06 tot 6/06 || in Marseille
35ème Congrès National de la Société Française d’Hygiène Hospitalière (SF2H)
-
van 17/06 tot 18/06 || in Londen
HIS congres (Healthcare Infection Society)