◄ Terug naar inhoud

Infectiepreventie en -bestrijding (IPC) in Vlaamse ziekenhuizen voor acute zorg: Huidige praktijken van monitoring en feedback door IPC-teams

Thannée Vandermeulen - Verpleegkundige infectiepreventie, Noorderhart vzw An Caluwaerts - Verantwoordelijke voor infectiepreventie en -controle (IPC), BAPCOC Annette Schuermans - Hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde, Departement Maatschappelijke Gezondheidszorg en Eerstelijnszorg, KU Leuven

Achtergrond

Monitoring en feedback vormen een essentieel onderdeel van infectiepreventie en -controle (IPC) (1). In België zijn ziekenhuizen verplicht hun IPC-programma’s te evalueren aan de hand van federale kwaliteitsindicatoren (2). Deze indicatoren richten zich echter voornamelijk op de vraag of monitoring plaatsvindt en bieden weinig tot geen inzicht in de toegepaste methoden, de manier waarop feedback wordt gegeven, of hoe de resultaten bijdragen aan kwaliteitsverbetering.

Doelstelling

Het doel is om gedetailleerd inzicht te verkrijgen in de gangbare methoden voor monitoring en feedback binnen Vlaamse acute ziekenhuizen. Daarnaast worden de voornaamste facilitatoren en barrières binnen dit proces geïdentificeerd. De focus ligt op de volgende IPC-praktijken binnen de zorg: handhygiëne, reiniging en desinfectie van de directe patiëntenomgeving, isolatiebeleid en de preventie van de vier voornaamste zorginfecties (CAUTI = catheter-associated urinary tract infection = catheter-geassocieerde urineweginfectie

CLABSI: central line associated bloodstreaminfection = centrale lijn geassocieerde bloedstroominfectie
POWI: postoperatieve wondinfectie
VAP:ventilator associated pneumonia = ventilatie-geassocieerde pneumonie
HAP: nonventilator hospital-acquired pneumonia=in ziekenhuis verworven pneumonie; pneumonie acquise à l’hôpital sans ventilation). Om het proces van monitoring en feedback in kaart te brengen, werd de focus gelegd op de naleving van structuur- en procesindicatoren.

Methodologie

Voor dit onderzoek werd een doelgerichte steekproefstrategie gehanteerd om een diverse groep Vlaamse ziekenhuizen met acute zorg te includeren. Bij de selectie werd rekening gehouden met geografische spreiding, het type en de grootte van het ziekenhuis, en de accreditatiestatus. Er werden semigestructureerde interviews afgenomen en datasaturatie werd bereikt met een uiteindelijke steekproef van vijftien ziekenhuizen. De verzamelde gegevens werden op deductieve en iteratieve wijze geanalyseerd aan de hand van thematische analyse.


Resultaten

1.1 Onderwerpen van monitoring en feedback

Alle onderzochte ziekenhuizen voeren monitoring en feedback uit, met nadruk op handhygiëne, isolatiebeleid en zorginfectiepreventie. Handhygiëne wordt het meest frequent geobserveerd, hoewel observaties arbeidsintensief zijn en het Hawthorne-effect de betrouwbaarheid beïnvloedt. De aanpak van omgevingsreiniging varieert sterk en gebeurt meestal projectmatig of op basis van risicoanalyses.

Isolatiebeheer wordt systematisch aangepakt via steekproeven en werklijsten in het EPD (elektronisch patiëntendossier), waarbij ook observaties op de werkvloer en samenwerking met het patiëntenvervoer worden ingezet. De frequentie loopt uiteen van ad hoc tot wekelijks. Monitoring in het kader van de preventie van zorginfecties richt zich vooral op CLABSI en CAUTI; VAP en POWI worden minder opgevolgd.

De keuze van monitoringsonderwerpen wordt bepaald op basis van strategische plannen, risicoanalyses en wettelijke vereisten, met bijkomende invloed van accreditatieprogramma’s (bv. JACIE, Magnet) in universitaire ziekenhuizen.

1.2 Methoden van dataverzameling en data-analyse

Ziekenhuizen verzamelen gegevens voornamelijk met pen en papier, bijvoorbeeld tijdens observaties en audits, maar ook via digitale methoden zoals het elektronisch patiëntendossier. Analyse gebeurt meestal handmatig in Excel, met grafieken en tabellen ter ondersteuning. Ondanks een groeiende belangstelling voor automatisering blijft het proces arbeidsintensief en afhankelijk van manuele input. Sommige ziekenhuizen ontwikkelen interne dashboards, maar er is nood aan gestandaardiseerde tools en technische ondersteuning.

Als de dataverzameling beter zou kunnen gebeuren dan zou de analyse ook automatisch vlotter moeten gebeuren. Door het feit dat onze dataverzameling nu nog veel manueel gebeurt is ook de analyse moeilijker” (ziekenhuis M, persoonlijke communicatie, 4 april 2024).

1.3 Methoden van terugkoppeling

Feedback vindt plaats op verschillende niveaus. Rechtstreekse, individuele terugkoppeling komt zelden voor en beperkt zich tot observaties van handhygiëne. Teamfeedback gebeurt via dashboards of kwaliteitsborden. De terugkoppeling naar zorgpersoneel gebeurt vaker dan naar medisch personeel. Ziekenhuisbrede terugkoppeling verloopt voornamelijk via rapportage aan diensthoofden of fysieke besprekingen. Feedback naar de medewerkers zelf gebeurt eerder passief, via intranet, nieuwsbrieven of dashboards. Tot slot is het comité ziekenhuishygiëne het belangrijkste overlegmoment wat betreft terugkoppeling naar leidinggevenden en andere belanghebbenden. IPC-teams nemen regelmatig deel aan diensthoofden- of clustervergaderingen. De meeste ziekenhuizen ervaren erkenning en vertrouwen vanuit het management, al geven sommigen aan dat de terugkoppeling soms eenrichtingsverkeer is.

Facilitaire diensten hebben vaak minder toegang en zijn minder vertrouwd met die online dingen dus daar is het nog belangrijker om dat effectief via de diensthoofden te doen” (ziekenhuis I, persoonlijke communicatie, 14 maart 2024).

1.4 Methoden van integratie in verbeterstrategieën

Hoewel monitoringresultaten worden gebruikt voor het opstellen van actieplannen, wordt de PDCA-cyclus (Plan-Do-Check-Act) zelden volledig doorlopen. Tijdsgebrek en personeelstekort hinderen de opvolging van actiepunten, waardoor verbeteringen soms uitblijven. Er is nood aan meer systematiek en een haalbare planning rond terugkoppeling en opvolging.

Voor bepaalde data zouden we er liever dieper op ingaan, want nu blijft dat soms te beperkt. We krijgen de cirkel niet altijd rond. We verzamelen, we interpreteren, we koppelen terug, we bepalen actiepunten voor bepaalde diensten, maar dan hebben we geen tijd om die actiepunten op te volgen” (ziekenhuis B, persoonlijke communicatie, 18 april 2024).

1.5 Facilitatoren & barrières

Sterke teamdynamiek, interdisciplinaire samenwerking en ondersteuning vanuit de directie bevorderen monitoringpraktijken. IPC-teams voelen zich erkend en krijgen autonomie. Toch vormen hoge werkdruk, beperkte middelen, manuele processen en een tekort aan datamanagementcapaciteit belangrijke obstakels. Zonder ICT-ondersteuning en performante tools blijft dataverwerking erg

tijdsintensief. Het verdwijnen van externe accreditatie (ISQua t.o.v. FlaQuM) zorgt bij sommige ziekenhuizen voor verlies van externe stimulansen. Tot slot geven ziekenhuizen aan te willen investeren in verbeteringen, maar laat de financiële situatie dit niet altijd toe.

1.6 Aanbevelingen

Er wordt aanbevolen om open communicatie te bevorderen, multidisciplinair samen te werken, IPC-data te integreren in bestaande systemen en monitoring te beperken tot haalbare prioriteiten. Tegelijkertijd geven veel IPC-teams aan dat het formuleren van aanbevelingen naar andere teams toe moeilijk is door een beperkt zicht op elkaars aanpak.

Aanbevelingen aan BAPCOC richten zich op structurele hervormingen, waarbij wordt gepleit voor herziening van het wettelijk kader met focus op voldoende bestaffing, inclusief administratieve ondersteuning en voldoende FTE’s FTE (full time equivalent)per ziekenhuis. Daarnaast is er nood aan transparantie, vertegenwoordiging van de werkvloer in beleidsvorming en een duidelijke langetermijnstrategie, vooral in de context van netwerken zoals HOST (Hospital Outbreak Support Team). Op technologisch vlak wordt gevraagd om nationale, uniforme tools voor monitoring, feedback en datavisualisatie, evenals real-time digitale systemen en ondersteuning door data-experts. Verder is er behoefte aan betere interne en externe communicatie, continue opleiding van IPC-professionals, concrete en gestandaardiseerde richtlijnen en externe audits. Tot slot wordt het belang benadrukt van een positieve cultuur waarin IPC-werk erkend en gewaardeerd wordt.

Conclusie

Hoewel monitoring algemeen is geïmplementeerd, ontbreekt het vaak aan een systematische en gestandaardiseerde aanpak. Monitoring gebeurt eerder curatief dan preventief en wordt zelden ingebed in een volledige PDCA-cyclus met bijhorende verbeterstrategieën. Ziekenhuizen en beleidsmakers dienen prioriteit te geven aan de ontwikkeling van gestructureerde monitoringsplannen, ondersteund door een verbeterde ICT-infrastructuur en duidelijke strategieën voor feedback, opvolging en borging. Dit is essentieel om de doeltreffendheid van infectiepreventie en -controle (IPC) te versterken.

Referenties

1. Guidelines on core components of infection prevention and control programmes at the national and acute health care facility level. Geneva: World Health Organization; 2016. Licence: CC BY-NC-SA 3.0 IGO.

2. Sciensano. Kwaliteitsindicatoren voor infectiepreventie en –controle in acute ziekenhuizen. Brussel;2011. Beschikbaar via: https://www.sciensano.be/nl/

◄ Terug naar inhoud

Nieuwigheden

Wetenschappelijke agenda

  • september 2025
  • van 16/09 tot 19/09 || in Geneva
    International Conference on Prevention and Infection control (ICPIC)
  • oktober 2025
  • 9/10
    Symposium de la Belgian Infection Control Society (BICS)
  • van 19/10 tot 22/10 || in Atlanta
    Society for Health Care Epidemiology of America (SHEA)
  • december 2025
  • van 15/12 tot 16/12 || in Parijs
    46ème Réunion interdisciplinaire de chimiothérapie infectieuse (RICAI)
  • juni 2026
  • van 5/06 tot 6/06 || in Rijsel
    36ème Congrès de la Société Française en Hygiène Hospitalière (SF2H)
Bekijk de volgende evenementen

Schrijf ook een artikel !

Vacatures

Onze partners

Flux RSS

Subscribe

REDACTIE

Ontdek de andere online nummers van het tijdschrift

Het volledige archief

Ontdek onze special

Uitwisseling van ervaringen