◄ Terug naar inhoud

Infectiecontrole in AZ Jan Palfijn Gent, een experience-based praktijkverhaal.

Ide L. - MD, AZ Jan Palfijn Gent. Microbiologie, infectiecontrole en antibioticabeleid, Watersportlaan 5, Gent. Lootens J. - Jo Lootens, AZ Jan Palfijn Gent. Infectiecontrole, Watersportlaan 5, Gent.

Het Algemeen Ziekenhuis (AZ) Jan Palfijn Gent is een algemeen openbaar ziekenhuis met 526 bedden. Er is geen afdeling hematologie, noch een dienst hemodialyse. Het kan dus beschouwd worden als een algemeen tweedelijns ziekenhuis dat verzelfstandigd van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) Gent functioneert. De dienst ziekenhuishygiëne werd in 2007 omgevormd tot een team voor infectiecontrole bestaande uit een arts en een verpleegkundige. Het team rapporteert 4 keer per jaar aan het uitgebreid comité infectiecontrole dat wettelijk is samengesteld, maar waar bij uitbreiding ook uitgenodigde leden aanwezig zijn (1). De preventieadviseur, de milieucoördinator, de arbeidsgeneesheer, de technische dienst, de verantwoordelijke voor het onderhoud, de verantwoordelijke van de centrale sterilisatie afdeling (CSA), de klinisch apotheker en de arts specialist in opleiding (ASO) worden systematisch opgenomen in het comité. Op die manier wordt ook geprobeerd om een breder draagvlak te creëren. Immers buiten de scope van infectiecontrole en wat wettelijk vereist is, volgt het comité nog steeds de prikaccidenten, de ongediertebestrijding, het onderhoud, legionella, drinkwatercontrole, decubitusproblematiek, Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-normen, … op. Het team vergadert gemiddeld wekelijks en maakt een kort verslag van de activiteiten ten behoeve van het comité. Iedereen in het ziekenhuis kan alle verslagen raadplegen op intranet. Dit past in een strategie van transparantie.

I. Strategie

Vanaf 2007 werd de strategie gekozen om infectiecontrole niet te isoleren als departement binnen het ziekenhuis. Medische microbiologie en antibioticabeleid werden bewust gekoppeld aan infectiecontrole, ook al voorzag het Koninklijk Besluit eerder het antibioticabeleidscomité in de schoot van het medisch-farmaceutisch comité (2). Ze vormen als het ware een triumviraat waardoor er nogal wat overlap is als het gaat over de bestaffing tussen de disciplines. Dit kan leiden tot problemen als te weinig schouders die de last dragen, maar tegelijk is het een troef om meer synergie te realiseren. Het jaarverslag infectiecontrole, medische microbiologie en antibioticabeleid is dan ook in ons ziekenhuis al jaren een geïntegreerd verslag.

Deze strategie is gebaseerd op een artikel in het Tijdschrift Clinical Microbiology and Infection van 2006 (3). Kort samengevat komt het hierop neer: als men én het antibioticaverbruik naar beneden haalt door opleiding en beperking, én overdracht van micro-organismen stopt door handhygiëne, én dragers identificeert door ze te screenen en te isoleren om ten slotte de reservoirs te elimineren door decontaminatie, dat men dan wellicht een succesvol beleid voert. Na 8 jaar implementatie, leek het ons interessant eens te evalueren wat er allemaal is gebeurd in ons ziekenhuis om daar dan conclusies uit te trekken. Dit is evenwel een descriptief verhaal dat hopelijk inspirerend kan werken, het heeft geen wetenschappelijk pretentie. Dit mission statement is als dusdanig ook geformuleerd ten behoeve van de patiënt (figuur 1). Op opendeurdagen wordt aan de bezoekers onze strategie in mensentaal uitgelegd. Patient empowerment begint voor ons al op het moment dat de patiënt nog geen patiënt is. Mensen kunnen deze gegevens ook allemaal op de ziekenhuiswebsite terugvinden (4). De rode draad doorheen deze hele strategie is er ten slotte eentje van permanente campagne. Campagne voeren ten aanzien van zorgverstrekkers, patiënten, bezoekers, etc.

1. Antibioticabeleid

Zoals elk ziekenhuis in België voldoet het AZ Jan Palfijn ziekenhuis aan de wettelijke voorwaarden inzake antibioticabeleid. Er is een (bewust) kort en eenvoudig empirisch antibioticaschema dat vooral bruikbaar moet zijn. Elk jaar worden in januari reeds alle Defines Daily Dose (DDD) van het voorbij jaar ingebracht op de website van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) (5); deze worden ook publiek beschikbaar gesteld via onze website (4). Het is dan traditioneel wel even wachten tot er voldoende andere ziekenhuizen hun resultaten ingeven om min of meer (er wordt geen rekening gehouden met case mix) te kunnen benchmarken. In 2009 en 2010 namen 126 ziekenhuizen deel. In 2011, 2012 en 2013 respectievelijk 116, 114 en 107. In 2014 namen slechts 57 ziekenhuizen deel en in 2015 slechts 22 (stand op 11-08-2016). Als deze trend zich doorzet, komt de benchmarking helaas onder druk te staan. Het voordeel blijft wel dat men dankzij de module perfect de evolutie van het eigen antibioticaverbruik kan volgen.

Klassiek wordt in het AZ Jan Palfijn ingezet op antibioticanieuwsbrieven, die vaak ruimer gaan dan enkel antibiotica, geheel in de filosofie van de geïntegreerde strategie. Er is bijvoorbeeld ook ruimte voor “10 vuistregels voor een goede staalafname” of “wat te doen in geval van een Clostridium difficile?”. Ook wordt geprobeerd om het publiek te sensibiliseren. Een eigen ontworpen antibioticaspel waarbij kinderen met antibiotica gooien naar bacteriën en virussen, waarbij de virusbordjes niet omvallen, is steevast populair (figuur 2). Daarnaast wordt graag gebruik gemaakt van de door de overheid aangewende middelen zoals “Tante Biotica”, een Suske & Wiske verhaal dat BAPCOC lanceerde of de gadgets “U bent in goede handen”. De bedoeling is werkelijk iedereen te sensibiliseren.

Het antibioticavoorschrift wordt opgevolgd in 4 klassen, waarbij klasse I vrij gebruikt kan worden en er enkel een jaarlijkse controle is. De impact immers van het voorgeschreven klasse I antibioticum doet ons antibioticabeleid niet echt staan of vallen. Het gaat om de ‘klassieke’ eerstelijnsantibiotica zoals amoxicilline-clavulaanzuur. Ze worden ook veelvuldig gebruikt waardoor het praktisch niet mogelijk is te werken met een voorafgaande goedkeuring van het voorschrift. Klasse II antibiotica vallen ook onder het vrije antibioticavoorschrift, maar worden wekelijks gecontroleerd. Het gaat dan over vancomycine, meropenem, piperacilline-tazobactam, moxifloxacine etc. Wanneer er geen verifieerbare indicatie is voor het antibioticum, wordt er (retrospectief) contact opgenomen met de voorschrijver. Met DDD’s van respectievelijk 206, 482, 479 en 527 per jaar, lijkt ons het verbruik onder controle en het vrije wekelijks gecontroleerde voorschrift gerechtvaardigd. Het gebruik van levofloxacine is echter moeilijk onder controle te krijgen (DDD 7322) op een jaarlijks totaal DDD van 55692. Klasse III antibiotica vereisen goedkeuring van een lid van het antibioticabeleidscomité. Het gaat naast antifungische middelen ook over azactam, ciprofloxacine, … Maar ook de tuberculostatica vallen onder klasse III, zodat het op die manier voor het team infectiecontrole onmiddellijk duidelijk is, dat er zich mogelijks een tuberculosepatiënt intra-muros bevindt.

Klasse IV antibiotica staan niet op het formularium en worden niet aangewend. Het gaat om cefepime, teicoplanine, tigecycline etc. Voorlopig zijn er geen indicaties in ons ziekenhuis, behalve enerzijds ooit één import geval van refractaire Clostridium difficile en anderzijds een patiënt met een OXA-48 (CPE) Klebsiella pneumoniae sepsis die onder andere met tigecycline succesvol werd behandeld. Er worden veelvuldig microbiologische consulten gegeven, naast het wekelijks multidisciplinair overleg op intensieve zorgen (IZ), die allemaal gelogd staan in een intern patiëntendossier binnenin het Laboratorium Informatie Systeem (LIS). Ook de klinisch apotheker heeft toegang tot het LIS. In 2014 waren 201 unieke antibioticaconsulten (herhaalde consulten voor dezelfde patiënt worden slechts één keer geteld en consulten op IZ werden niet meegerekend). Sinds 2015 is er een klinisch apotheker aan de slag die onder andere structureel het antibioticabeleid zal ondersteunen door het elektronisch voorschrift te implementeren, alle antibioticavoorschriften pro –of retroactief zal verifiëren, audits gaat uitvoeren, het continu infuus gaat promoten etc. Via het LIS wordt verder de epidemiologie van nabij opgevolgd en worden via het protocol adviezen meegestuurd die op basis van de in het laboratorium gestelde diagnose, een klinische impact kunnen hebben op de patiënt. Vanuit het laboratorium wordt vaak een hele batterij aan antibiotica getest, doch het antibiogram dat vrijgegeven en zichtbaar is voor de clinicus is bijzonder restrictief.

2. Handhygiëne

Ondertussen is elk ziekenhuis overtuigd van het belang van handhygiëne. Dit reflecteert ook in de nationale en Vlaamse (Vlaams Indicatorenproject versie 2, VIP2) cijfers m.b.t. handhygiëne die de laatste tien jaar significant verbeterd zijn. In het AZ Jan Palfijn werden er in 2006 2.21 handontsmettingen per patiënt per dag uitgevoerd. In 2014 waren dat er 5.85. Dit is lager dan in 2012 (toen er 6.94 werden uitgevoerd) (figuur 3). Het lager aantal ontsmettingen heeft alles te maken met de twee jaar durende verbouwingen, waardoor de alcoholische handgels minder beschikbaar waren (de houders voor de alcoholische handgel konden soms eenvoudigweg nog niet bevestigd worden). Bovendien wordt op die manier ook het verbruik van quaternaire ammonium ontsmettingsmiddelen etc. gemonitord. Er wordt vaak op dienstenniveau opgemerkt dat daar waar er het minst alcoholische handgel verbruikt werd, er ook het minst ontsmet werd of zelfs het minst gevaccineerd (influenza) werd. Een geëngageerde hoofdverpleegkundige krikt evenwel snel deze resultaten op, alhoewel wij deze causaliteit niet kunnen bewijzen.

Met ludieke campagnes wordt getracht iedereen te overtuigen de handhygiëne toe te passen, inclusief de patiënt. Er wordt aangesloten bij elke door de overheid georganiseerde campagne, maar er wordt ook zelf gezorgd voor extra acties (figuur 4). Er wordt communiceerd via e-mail, er werd een quiz per afdeling georganiseerd (waarbij de beste afdeling filmtickets kan winnen), er worden affiches opgehangen, er is prominente aanwezigheid in het personeelsblad…. Kortom, iedereen wordt figuurlijk om de oren geslagen met de voorschriften. Soms ook ‘letterlijk’, dan krijgen mensen (publiek) een standje als ze de regels overtreden. Een publieke vermaning heeft geen effect op de populariteit van de dienst infectiecontrole bij het personeel. Dat bleek uit een tevredenheidsenquête die werd uitgevoerd bij het personeel. Van een 100-tal te quoteren items inzake waardering (werksfeer, faciliteiten,…) haalde infectiecontrole tot twee keer toe de top drie.

Voor de bijscholingen wordt er vaak gekozen om langs te gaan met de draagbare computer om in kleine groepen de zorgverstrekkers op de werkvloer in 10 minuten tijd één en ander bij te brengen. Op die manier worden meer mensen bereikt dan bij een centraal georganiseerde eenmalige voordracht.

Met steun van de medische raad, de directie en de raad van bestuur werd op korte termijn het AZ Jan Palfijn juwelenvrij gemaakt. Korte mouwen bij al wie dienstkledij draagt, is verworven, waardoor de interne audit handhygiëne die een zestal keer per jaar wordt uitgevoerd, vrij eenvoudig verloopt. De auditeur hoeft zich niet af te vragen wie patiëntencontact heeft, de regel is: wie dienstkledij draagt, beantwoordt aan alle voorschriften. Er wordt enkel iets slechter gescoord op het deelaspect nagels. De reden hiertoe is dat we nagelbijters alsnog toestaan gelnagels te gebruiken (op voorschrift van de arbeidsgeneesheer) en omdat het blijkbaar moeilijk is om mensen hieromtrent te sensibiliseren. Nochtans wordt niet alleen bestraffend opgetreden tegen “zondaars”, maar werd er in het verleden aan ieder personeelslid een nagelsetje cadeau gedaan met het oog op sensibilisering. Er wordt trouwens ook op gelet dat in onze (externe) communicatie bij het gebruik van beeldmateriaal de zorgverstrekkers juwelenvrij afgebeeld staan en met korte mouwen. Tijdens een audit handhygiëne komen ook twee andere deelaspecten aan bod: urinaire sondage en centraal veneuze katheters. Hieruit blijkt voor 2015 dat gemiddeld 8.45% van de opgenomen patiënten een blaassonde heeft en 4.7% een centraal veneuze katheter. Deze audits zijn enkel mogelijk omdat we het KISS-principe hanteren: (Keep It Simple & Short). In het verleden werden dergelijke audits ook toegepast voor stofschermen (vooral tijdens de verbouwingen), maar ook voor patiëntenstalen die op de dienst bleven liggen omdat er toen nog geen buizenpost aanwezig was. Naast deze interne audits worden de visitatie van de Vlaamse gemeenschap en het VIP2 project als vormen van externe audit beschouwd. Aan de nationale campagne wordt eeneigen invulling gegeven door de zwakste afdeling te scoren en er extra streng voor te zijn.

3. Screenen, isoleren en dekoloniseren van patiënten.

In het AZ Jan Palfijn Gent worden de klassieke doelgroepen gescreend: patiënten die van een rustoord, psychiatrisch ziekenhuis of andere instelling komen, die vanop intensieve zorgen komen of van een andere afdeling binnen het ziekenhuis, patiënten waarbij de naburige patiënt MRSA positief bleek te zijn, patiënten die vreemd materiaal krijgen, patiënten die langs het preoperatief consult passeren, patiënten die beroepsmatig contact hebben met dieren, patiënten die vroeger drager waren van MRSA, en patiënten die ouder zijn dan 70 jaar.

Infectie controle is een vorm van risk management, waarbij de schaarse middelen zo ingezet worden dat deze leiden tot de hoogste outcome. Vrij atypisch is dat 70-plussers worden gescreend. Dit is historisch zo gegroeid. Wel werd de vraag gesteld of het niet zinvol zou zijn om 60-plussers te screenen. Daarom werd op een bepaald moment het contingent te screenen patiënten uitgebreid naar 60+ gedurende een maand. Om verwarring te vermijden op de diensten heeft de verpleger-hygiënist dit naar zich toegetrokken. Er werden in totaal 415 patiënten gescreend (neus-keel-perineum) waarvan 164 tussen de 60-70 jaar. Dit betekent 492 extra stalen op een maand, omdat tot dan, ook neus, keel en perineum apart werden uitgewerkt. Ook de methodologie werd onder de loep genomen. Er werden slechts 8 extra patiënten gevonden op de 164, wat een aanzienlijk lagere hit rate is dan het 70-80 jaar contingent. Daarom werd beslist voorlopig het te screenen contingent niet aan te passen omdat er jaarlijks al tussen de 9000 en 10.000 stalen worden verwerkt.

De keuze om én neus én keel én perineum te blijven screenen is ook gebaseerd op de gegevens die vele jaren nauwgezet zijn bijgehouden. Deze werden verwerkt en gepubliceerd The nose is not the only relevant MRSA screening site (6). Voor wat betreft ESBL, CPE en VRE screenen wij voorlopig niet. Wel werd voor 2016 een klein onderzoeksproject uitgeschreven, naar analogie met de vraag of ‘de doelgroep MRSA’ moest uitbreiden naar 60-plussers. Na conclusies te hebben getrokken uit de studie zullen we oordelen of ons beleid moet aangepast worden.

Het bestaande isolatiebeleid werd verder compleet aangepast aan de architecturale en ook de medische realiteit. Zo was het pandemieplan en het ebolaplan voor vele ziekenhuizen, net als het onze, een uitdaging. Het team voor infectiecontrole beschikt momenteel over 63 procedures waarvan het proceseigenaar of mede-eigenaar is. Deze procedures kan elke zorgverstrekker vinden via een handige zoekmachine op intranet. Op geijkte tijdstippen worden de procedures gereviseerd.

4. Stop de overdracht.

4.a. Bijzondere aspecten van overdracht: de hygiënetoets.

In 2015 werd de herconditionering/verbouwing van het ziekenhuisgebouw compleet afgerond. In ongeveer 2 jaar tijd werd het hele bestaande gebouw gestript tot op het beton en werd het ziekenhuis compleet heringericht inclusief nutsleidingen, reallocatie van diensten etc. Gedurende deze periode bleef het ziekenhuis operationeel en stond de dienst infectiecontrole in voor de continue verhuisbewegingen. Op basis van een gestandaardiseerde risicoanalyse werden patiënten en diensten ingedeeld in een bepaalde klasse, waaraan dan opnieuw bepaalde vereisten werden gekoppeld (figuur 5). Op die manier konden ze op de meest verantwoorde manier verhuizen. Gedurende de verbouwingen werden er extra audits uitgevoerd om het gebruik van stofschermen te controleren en werden ook extra luchtcontroles genomen. In die 2 jaar tijd werd geen enkel geval van aspergillosis gediagnosticeerd. Deze acties werden vooraf uitgeschreven in procedures en een draaiboek verhuisbewegingen. Dit draaiboek werd ook doorgestuurd naar ‘de kwaliteitsprijs van de zorg’, georganiseerd door het Rode Kruis Vlaanderen, maar helaas werd geen nominatie in de wacht gesleept (alhoewel een ander ziekenhuis wel genomineerd was voor de verhuis van een dienst).

De grondige verbouwingen van het ziekenhuis werden aangegrepen om een hygiënetoets (= het aftoetsen aan de aspecten m.b.t. infectiecontrole) door te voeren bij zoveel mogelijk beslissingen die in het kader van de verbouwingen moesten genomen worden. Die systematische vorm van inspraak door het team voor infectiecontrole heeft er toe geleid dat er structureel en architectonisch keuzes zijn gemaakt die op de lange termijn een gunstig effect kunnen hebben op infectiecontrole.

– Op vlak van de inrichting en circulatie van het OK, alsook de positionering van het kantoor van de verpleegkundige-hygiënist aan de ingang van het OK, volledig in glas, met als doel door middel van sociale controle meer discipline in het OK te verwerven (figuur 6).

– Het invoeren van bepaalde technieken zoals automatisch sluitende deuren, het creëren van verschillende isolatiekamers die ook operationeel kunnen zijn voor omgekeerde isolatie etc.

– De badkamers in de patiëntenkamers werden zo ingericht dat ‘alles hangt’; zo weinig mogelijk staat op de grond. De vloer kan bijgevolg bijzonder snel, eenvoudig en efficiënt gereinigd worden, waardoor meer tijd overblijft voor high touch oppervlakken (figuur 7).

– De keuze –binnen het toegestane budget- voor deurknoppen en klinken die zo eenvoudig mogelijk te reinigen zijn.

– De invoering van de hygiëne check waarbij door middel van een onzichtbare stempel die zichtbaar wordt onder UV-licht, het duidelijk wordt dat kranen en oppervlakken blinken, maar high touch oppervlakken nog steeds vaak vergeten worden. Dit creëert een enorm leereffect naar het onderhoudspersoneel.

4.b. Bijzondere aspecten van overdracht: griepvaccinatie.

Vóór het uitbreken van de zogenaamde Mexicaanse griep behaalde het AZ Jan Palfijn, voor wat betreft griepvaccinatie, een vaccinatiegraad van gemiddeld 40% (alle personeelsleden, ook degenen zonder patiëntencontact). Tijdens de Mexicaanse griep speelde angst en sensibilisatie duidelijk een rol en werd er zonder veel moeite een vaccinatiegraad behaald van 57 %, nadien daalde dit terug naar 40.7%. Het jaar daarop werd er een doorgedreven campagne gevoerd. Affiches van de Vlaamse overheid werden aangepast met bekende gezichten uit het eigen ziekenhuis, de griepcommissaris kwam de eerste griepspuit toedienen (figuur 8) in aanwezig van het commercieel televisiestation VTM, het jaar erop kwamen een groep stoere Harley bikers hun spuit halen. Allerlei ludieke campagnes, gaande van doorsturen van ludieke cartoons, aangrijpende filmpjes, dienstmededelingen, rondgang op de afdelingen met een griepkarretje, feedback van de vaccinatiegraad tot op het afdelingsniveau, werkelijk alles is goed om mensen aan te zetten om zich te laten vaccineren. Hierdoor is een zekere vaccinatiecultuur ontstaan en halen we nu een vaccinatiegraad van 63.4%. 

II. Resultaten.

Het is geen sinecure in de infectiecontrole om resultaten in cijfers om te zetten. Wie hard zijn best doet om multidrug resistant organisms (MDRO) op te sporen, vindt ze immers ook en scoort bijgevolg slecht. Cijfers publiceren heeft o.i. maar nut, indien men als ziekenhuis jarenlang dezelfde methodiek gebruikt om te meten. Enkel zo kan min of meer ingeschat worden of de aanpak in het ziekenhuis werkt (of niet). Als die cijfers publiek worden gemaakt, moeten ze ook voldoende vulgariserend zijn, maar toch wetenschappelijk verantwoord blijven.

Toen het ziekenhuis nog uit twee sites bestond, was er een groot verschil in het aantal decubituswonden tussen de twee sites. Eens de kleine oude site gesloten werd en alle patiënten op één site werden behandeld, verbeterde de situatie fors in zijn geheel. Er was toen duidelijk minder aanwezigheid van de dienst infectiecontrole op de werkvloer in de kleine site en dat had dus zo zijn gevolgen. Vandaag is vooral de verpleger-hygiënist, samen met de wondzorgverpleegkundige aanwezig op de vloer om te sensibiliseren, opleiding te geven, interne audits uit te voeren etc. We zijn er van overtuigd dat de aanwezigheid van onze dienst in het algemeen op de werkvloer een noodzaak is.

In het AZ Jan Palfijn wordt door de jaren heen, net als in heel het land, een daling van het aantal MRSA’s vastgesteld. Het aantal nosocomiale gekoloniseerde patiënten met MRSA is de laatste jaren teruggevallen tussen de 20 en 40 per jaar. Sinds 2012 zijn er nog amper patiënten met een nosocomiale MRSA-sepsis gediagnosticeerd in het AZ Jan Palfijn (2012 twee gevallen, in 2013 en 2014 geen gevallen en in 2015 slechts één geval). Jaar na jaar stijgt het verbruik van alcoholische handgel. Een oorzakelijk verband kan worden vermoed doch niet bewezen worden (figuur 8). Tegelijk kan het nog steeds beter: de WHO-target van 20 liter per patiëntendag wordt net niet gehaald. De dekolonisatie van patiënten loont, al is de opvolging moeilijk omdat patiënten sneller en sneller het ziekenhuis verlaten. In 2008, 2009, 2010 en 2011 werden respectievelijk 47.8%, 38.31%, 43.1% en 31.2% genegativeerd. De overige patiënten werden getransfereerd (en verder gedecontamineerd) in het rusthuis of thuis. Anderen waren gestorven.

Ondertussen wordt het AZ Jan Palfijn ook geconfronteerd met problemen. Het aantal klinische ESBL’s blijft stabiel, waarbij het ziekenhuis zich nationaal gezien in de middenmoot bevinden. Voor wat betreft nosocomiale Clostridium difficile speelt het ziekenhuis mee in het nationaal koppeloton met gemiddeld amper 11 gevallen per jaar. Tevens werd het in 2015 voor het eerst geconfronteerd met een aantal import CPE gevallen. We wijzen er op dat voor ons vooral de goede trend over de jaren heen, binnen ons ziekenhuis, van belang is en niet zozeer de benchmarking met andere ziekenhuizen omdat het ontbreekt aan een goede case mix van patiënten om ziekenhuizen onderling te kunnen vergelijken.

Ten slotte is ons ziekenhuis niet vrij van een gelukkig zeldzame outbreak in intensieve zorgen. Het is dan zaak de oorsprong van het probleem in kaart te brengen. Dit vergt veel energie, maar levert ook de oplossing. In ons ziekenhuis was een herbruikbare laryngoscoop de boosdoener die de patiënten met eenzelfde Acinetobacter baumanii besmette. Dit werd moleculair diagnostisch bevestigd.

Conclusie.

Voor ons is infectiecontrole risk management dat best zoveel mogelijk geïntegreerd wordt in medische microbiologie en antibioticabeleid, want de middelen zijn niet oneindig. Het is van belang permanent campagne te voeren in het ziekenhuis (en daarbuiten) om zo een attitude te kweken bij de zorgverstrekkers. Steun van directie, raad van bestuur, hoofdgeneesheer en medische raad is hier onontbeerlijk. Een geloofwaardige campagne kan enkel als de dienst zonder onderscheid ook kritisch is voor zichzelf. Interne audits die zo eenvoudig mogelijk uitgevoerd worden, kunnen hierbij helpen. Infectiecontrole moet dus veel meer aanwezig zijn op de werkvloer. Een hygiënetoets (= het aftoetsen van de aspecten met betrekking tot infectiecontrole) zou ingebakken moeten zijn in elk ziekenhuis en onderdeel van elke procedure die zo eenvoudig mogelijk moet zijn ten einde gebruikt te worden en geen dode letter te blijven. Tot slot zou men zich bij elke actie, registratie of procedure steeds de vraag moeten stellen naar de effectieve meerwaarde voor patiënt, zorgverstrekker en ziekenhuis. Wetenschappelijk verantwoorde transparantie is sterk aan te bevelen. We geloven tot slot dat deze aanpak efficiënt is en tot resultaten leidt, maar beseffen tegelijk dat we met dit verhaal de eventuele causaliteit niet bewijzen. We zijn er wel trots op, dat na een externe (internationale) visitatie, wij de European Hand Hygiene Excellence Award 2017 in de wacht mochten slepen, samen met onze Noorse collega’s (7). Deze erkenning werd in gans het ziekenhuis als bijzonder positief ervaren en is een stimulans om het nog beter te gaan doen.

Met bijzondere dank aan het comité infectiecontrole en de antibioticabeleidsgroep.

Correspondentie. Dr. Louis Ide, AZ Jan Palfijn Gent,

louis.ide@janpalfijngent.be.

Références

(1) KB van 26 april 2007. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd.

(2) KB van 12 februari 2008. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een ziekenhuis apotheek moet voldoen om te worden erkend.

(3) HARBARTH S. Control of endemic methicillin-resistant Staphylococcus aureus –recent advances and future challenges. Clin Microbiol Infect 2006; 12: 1154-1162.

(4) www.janpalfijn.be/infectiecontrole

(5) https://www.iph.fgov.be/nsihweb

(6) IDE L, LOOTENS J, THIBO P. The nose is not the only relevant MRSA screening site. Clin Microbiol Infect 2009; 15: 1192-1193.

(7) http://www.hhea.info/cps/rde/xchg/om-hygieneaward-en-int/hs.xsl/7836.html

Figuur 1. Vertaling van de strategie voor patiënten die door de jaren heen in het AZ Jan Palfijn is toegepast.
Figuur 2. Educatief antibioticaspel.
Figuur 3. Het verbruik van alcoholische handgels afgezet tegenover de incidentie van MRSA (nosocomiaal en niet-nosocomiaal) door de jaren heen.
Figuur 4. Beperkt overzicht van campagnemomenten.
Figuur 4. Beperkt overzicht van campagnemomenten.
Figuur 4. Beperkt overzicht van campagnemomenten.
Figuur 5. Inschaling van patiënten in risicogroepen om zo verantwoord mogelijk (intern) te kunnen verhuizen.
Figure 6. Strategische positionering van het kantoor van de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist aan de ingang van het operatiekwartier. Hygiënetoets bij verbouwingen.
Figure 7. Hygiënetoets bij verbouwingen. Doordat alles ‘hangt’ en de vloer vrij is, is reinigen eenvoudig waardoor meer tijd over blijft voor high touch oppervlakken.
Figure 8. Start griepvaccinatiecampagne 2014

◄ Terug naar inhoud

Nieuwigheden

Wetenschappelijke agenda

  • maart 2024
  • 28/03
    BICS Symposium
  • april 2024
  • van 8/04 tot 11/04 || in Edinburgh
    The Microbiology Society Annual Conference
  • van 23/04 tot 24/04 || in Birmingham
    Infection and Prevention Control (IPC)
  • van 27/04 tot 30/04 || in Barcelona
    34th European Congress of Clinical Microbiology and infectious diseases
  • mei 2024
  • van 16/05 tot 17/05 || in Louvain-La-Neuve
    18ème Rencontre Internationale Francophone des Infirmiers et Infirmières (RIF)
Bekijk de volgende evenementen

Schrijf ook een artikel !

Vacatures

Onze partners

Flux RSS

Subscribe

REDACTIE

Ontdek de andere online nummers van het tijdschrift

Het volledige archief

Ontdek onze special

Uitwisseling van ervaringen