◄ Terug naar inhoud

Voor u gelezen

J. C. O’Horo, G. L. Silva, N. Safdar

Ant-infective locks for treatment of central line-associated bloodstream infection : a systematic review and meta-analysis.

American Journal of Nephrology, 34 (5) : 415-422, 2011.

Centrale-lijngeassocieerde bloedstroominfecties (CLABSI’s) gaan gepaard met aanzienlijke morbiditeit, mortaliteit en kosten. Meestal wordt het verwijderen van de katheter als een essentieel aspect van het CLABSI-beheer beschouwd. Bij patiënten met een beperkte veneuze toegang kan het evenwel nodig zijn de katheter proberen te behouden, eerder dan de katheter te verwijderen en te vervangen. Een infectiewerende locktherapie (ALT), waarbij een antibioticum of antisepticum in het lumen van de katheter wordt gebracht, is een innovatieve behandelingswijze voor CLABSI’s wanneer wordt geprobeerd de katheter te sparen. Er bestaan echter weinig gegevens over de doeltreffendheid van ALT om de katheter te sparen. In deze systematische review van de literatuur bespreken we op kritische wijze de wetenschappelijke evidentie omtrent het gebruik van ALT om de katheter te sparen. We vonden 8 studies, goed voor in totaal 396 patiënten, waarin ALT werd vergeleken met alleen een systemische antibioticatherapie of een alternatieve methode om de katheter te sparen (vervanging van de katheter over de voerdraad). We stelden vast dat de combinatie van systemische antibiotica en cultuurgeleide locktherapie superieur was ten opzichte van systemische antibiotica alleen (OR: 0,20 / 95% CI: 0,10-0,39);  voor 10% van de patiënten met locktherapie was vervanging nodig, tegenover 33% van de patiënten zonder locks. Het recidiefpercentage bedroeg 20% in de ALT-groep en 30% in de controlegroep (OR: 0,43, 95% CI: 0,18-1,03). Er waren onvoldoende gegevens over de vervanging van de katheter over de voerdraad in vergelijking met ALT om conclusies te kunnen trekken. Onze gegevens ondersteunen het gebruik van ALT in combinatie met systemische antibiotica voor het sparen van de katheter. Grootschalige, gerandomiseerde, gecontroleerde studies van ALT met onderzoek naar de dosis, verblijfsduur van de katheter en recidiefpercentages gestratificeerd per infecterende pathogeen zijn nodig.

D. M. Tehrani, D. Russel, J. Brown, K. Boynton-Delahanty, K.Quan, L. Gibbs, G. Braddock, T. Zaroda, M. Koopman, D. Thompson,  A. Nichols, E. Cui, C. Liu, S. Cohen, Z. Rubin, D. Pegues, F. Torriani, R. Datta , S. S. Huang

Discord among performance measures for central line-associated bloodstream infection.

Infection Control and Hospital Epidemiology, 34 (2) : 176-183.

Centrale-lijngeassocieerde bloedstroominfecties (CLABSI’s) zijn in de VS op nationaal niveau onderhevig aan verplichte rapportering en een factor in het “Value-Based Purchasing” programma voor de Centers for Medicare and Medicaid Services. Verschillen in cijfers, gebaseerd op analyses van medische dossiers versus op claims, die door nationale agentschappen en groepen worden gebruikt, geven aanleiding tot bezorgdheid over deze methoden.
De bedoeling was de samenhang en de redenen voor discordantie te evalueren tussen de registraties van CLABSI’s o p basis van medisch dossieranalyse versus claims.
We voerden 2 retrospectieve cohortstudies uit in 6 academische ziekenhuizen. Bij 150 opeenvolgende patiënten werd CLABSI vastgesteld op basis van de criteria van het National Healthcare Safety Network (NHSN) (NHSN cohort), en bij 150 bijkomende opeenvolgende patiënten werd CLABSI vastgesteld op basis van claimcodes (claims cohort). Voor alle evenementen werden de volledige medische dossiers nagekeken en bepaald of ze al dan niet met de andere maatstaf overeenstemden. In de cohort van het NHSN waren er 152 gevallen van CLABSI bij 150 patiënten; 73,0% van deze gevallen bevatte tegenstrijdigheden met de claimgegevens. Onder de frequente redenen voor het gebrek aan geassocieerde claimcodes vinden we weglatingen en het ontbreken van documentatie van de arts omtrent de oorzaak van de bacteriëmie. In de claims cohort waren er 150 CLABSI’s bij 150 patiënten en 65,3% van deze gevallen week af van de criteria van het NHSN. Vaak voorkomende redenen voor het ontbreken van NHSN-rapportering waren de identificatie van niet-CLABSI’s met bacteriëmie die voldeden aan de criteria van de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) voor een alternatieve infectiebron.
We kunnen besluiten dat er substantiële verschillen bestaan tussen de CLABSI-indicatoren van het NHSN en die op basis van claims. In vergelijking met de gestandaardiseerde criteria voor dossieranalyse van de CDC, stellen we bij de gegevens van de claims vaak nalatigheden in de codering vast of onterechte classificatie van infecties als CLABSI werden ingedeeld. Bovendien identificeerden de claims geen bijkomende CLABSI’s voor CDC-rapportering. De criteria van het NHSN vormen een consequentere standaard voor CLABSI-rapportering voor ziekenhuizen.

J. M. Boyce

Prevention of central line-associated bloodstream infections in hemodialysis patients.

Infection Control and Hospital Epidemiology, 33 (9) : 936-944.

Steeds meer centrale-lijngeassocieerde bloedstroominfecties (CLABSI’s)  doen zich voor in een poliklinische omgeving. Veel van deze infecties zijn te wijten aan hemodialysekatheters (HD-CLABSI’s). Deze infecties gaan gepaard met een aanzienlijke morbiditeit en mortaliteit, evenals met bijkomende kosten. Patiënten die dialyse via een katheter ondergaan, hebben 2 tot 3 maal meer kans op een ziekenhuisopname wegens infectie en op overlijden wegens complicaties na bloedstroominfecties dan patiënten met een greffe of een fistel. Enkele van de preventiemaatregelen zijn het minimale gebruik van dialysekatheters, het gebruik van bundels voor de preventie van CLABSI bij het inbrengen van de katheter, de katheterzorg en het aanbrengen van een antimicrobiële zalf op de insteekplaats van de katheter. Het inbrengen in de dialysekatheter van een antimicrobiële oplossing, die tussen de dialysebeurten in in het lumen van de katheter blijft (antimicrobiële lockoplossing), is bestudeerd, maar is op sommige dialyseafdelingen nog geen standaardpraktijk. Vierendertig studies onderzochten de impact van de antimicrobiële lockoplossing op het percentage van HD-CLABSI’s. Van die 34 studies concludeerden 32 (i.e. 94%) dat het percentage van HD-CLABSI’s lager was bij patiënten die met een antimicrobiële lockoplossing waren behandeld. Recente, gerandomiseerde en gecontroleerde studies in meerdere centra hebben aangetoond dat het gebruik van dergelijke oplossingen leidt tot een aanzienlijk lager percentage van HD-CLABSI’s, ook al zijn deze percentages laag in de controlegroep. Deze bevindingen ondersteunen het routinematig gebruik van antimicrobiële lockoplossingen als maatregel ter preventie van HD-CLABSI’s op de dialyseafdelingen.

G. Sood, D. Heath , K. Adams, C. Radu, J. Bauernfeind ; L. A. Price, J. Zenilman

Survey of central line-associated bloodstream infection prevention practices across american burn association-certified adult burns units.

Infection Control and Hospital Epidemiology, 34 (4) : 439-440.

Centrale-lijngeassocieerde bloedstroominfecties (CLABSI’s) hebben een aanzienlijke impact op de morbiditeit, de verblijfsduur en de potentiële mortaliteit. De kost van CLABSI’s wordt op $11.000 à 56.167 per geval geraamd en er wordt algemeen aangenomen dat veel van de gevallen vermijdbaar zijn. De gepubliceerde CLABSI-percentages zijn een vergelijkingscriterium voor de ziekenhuizen geworden. Er bestaan aanbevelingen voor de preventie van centrale-lijngeassocieerde bloedstroominfecties, maar deze praktijken werden nog niet bestudeerd bij patiënten met brandwonden. Patiënten met ernstige brandwonden stellen unieke, specifieke uitdagingen en verschillen van klassieke patiënten op de medische of chirurgische intensieve zorgafdelingen (ICU). Ons doel is de praktijken voor CLABSI-preventie op brandwondenafdelingen te evalueren.
Via de website van de ABA, de American Burn Association, (http://www.ameriburn.org), maakten we een lijst van alle door de ABA erkende Amerikaanse brandwondencentra voor volwassenen. We contacteerden in maart 2012 het hoofd van de verpleegkundige zorg van elke intensieve zorgafdeling voor patiënten met brandwonden om een telefonische enquête uit te voeren m.b.t. de praktijken inzake CLABSI-preventie. Het studieproject had de goedkeuring van de institutionele beoordelingsraad van het John Hopkins.

Het deelnamepercentage bedroeg 100%. Tussen de brandwondenafdelingen bestaan aanzienlijke onderlinge verschillen in het aantal bedden, de mix van patiënten en de ernst van hun toestand. Het aantal bedden varieert van 4 tot 38. Acht afdelingen meldden dat ze ook over een afdeling voor minder intensieve zorgen of een afdeling voor normale bedden in hun aantal hadden meegerekend. Dertig van de 51 afdelingen (58,8%) definiëren zichzelf als gemengde afdelingen voor brandwonden en chirurgie of traumatologie. Het percentage patiënten met brandwonden op de afdeling varieert van 10 tot 100%; 8 (15,4%) van de 51 afdelingen verklaren dat hun afdeling voor intensieve zorgen voor brandwondenpatiënten minder dan 30% brandwondenpatiënten telt.

V. Chopra, J. C. O’Horo, M.A. M Rogers, D. G. Maki, N. Safdar

The risk of bloodstream infection-associated with pripherally inserted central catheters compared with central venous catheters in adults : a sytematic review and meta-analysis.

Infection Control and Hospital Epidemiology, 34 (9) : 908-918.

Perifeer ingebrachte centraal veneuze katheters (PICC’s) zijn in verband gebracht met centrale-lijngeassocieerde bloedstroominfecties (CLABSI’s). Het is niet bekend hoe hoog dit risico in vergeljiking met  centraal veneuze katheters (CVC’s) is.
Het doel van de studie is het risico op CLABSI te vergelijken tussen PICC’s en CVC’s. We onderzochten MEDLINE, CinAHL, Scopus, EmBASE en Cochrane CENTRAL. We namen full-text studies in aanmerking die het risico op CLABSI tussen PICC’s en CVC’s vergeleken. Voor onze analyses hielden we rekening met studies van volwassenen van 18 jaar of ouder waarbij een PICC of een CVC werd geplaatst en waarbij het aantal CLABSI werd gemeten. Met betrekking tot het risico op vertekening (bias) worden de studies beoordeeld aan de hand van de schaal van Downs en Black. We gebruikten meta-analyses van de random effecten om samenvattende ramingen te produceren van het risico op CLABSI bij patiënten met een PICC tegenover die met een CVC. Van de 1.185 gevonden studies voldeden 23 studies, goed voor 57.250 patiënten, aan de inclusiecriteria. Twintig van deze 23 studies vermeldden het totaal aantal CLABSI-episodes bij patiënten met een PICC of een CVC. Uit de gegroepeerde meta-analyses van deze studies bleek dat PICC’s met een minder hoog risico op CLABSI gepaard gingen dan CVC’s (relatief risico [RR] 0,62; 95%betrouwbaarheidsinterval (CI) 0,40-0,94). Gezien de heterogeniteit van de statistieken werd een analyse van subgroepen uitgevoerd, waaruit bleek dat het risico op CLABSI bij patiënten met een PICC lager was bij niet-gehospitaliseerde patiënten (RR 0,22 [95% CI 0,18-0,27]) dan bij gehospitaliseerde patiënten (RR 0,73 [95% CI 0,54-0,98]). Dertien van de 23 studies rapporteerden de CLABSI-gevallen per katheterdag. Volgens deze studies kwamen CLABSI’s geassocieerd met PICC even vaak voor als CLABSI’s geassocieerd met CVC (incidentieratio 0,91 [95% CI, 0,46-1,79]).

Een enkele gerandomiseerde studie beantwoordde aan de inclusiecriteria. Er bestaan variaties in de definiëring van CLABSI en de strategieën voor de preventie van infecties. Weinig studies rapporteerden de infecties per katheterdag.

We kunnen besluiten dat gehospitaliseerde patiënten met een PICC of een CVC evenveel risico hebben om een CLABSI op te lopen, terwijl bij niet-gehospitaliseerde patiënten de PICC’s een lager CLABSI-risico vertoonden dan de CVC’s.. Vooraleer een PICC te gebruiken bij gehospitaliseerde patiënten, is het nodig de risico’s en voordelen af te wegen.

J.M. Boyce, J. Nadeau, D. Dumigan, D. Miller, C. Dubowsky, L. Reilly, C. V. Hannon

Obtaining blood cultures by venipunctures versus from central lines. Impact on blood culture contamination rates and potential effect on central line-associated bloodstream infection reporting.

Infection Control and Hospital Epidemiology, 34 (10) : 1042-1047.

Het doel van de studie is het aantal bijbesmette bloedkweken volgens de definities van het National Healthcare Safety Network voor centrale-lijngeassocieerde bloedstroominfecties (CLABSI’s) te verminderen. Het betreft een observationele studie in een universitair ziekenhuis met 500 bedden. Een nieuw beleid inzake bloedkweken ontmoedigt bloedafname via centraal veneuze katheters. De flebotomisten kregen bijscholing over aseptische technieken voor de afname van bloed via venapunctie. Het team voor intraveneuze therapie werd opgeleid om bloed af te nemen via venapunctie en bood ondersteuning wanneer de flebotomisten niet in staat waren bloedstalen te verkrijgen. Er werd een protocol voor 2 verpleegkundigen en een bijkomende kit voor bloedafname via de katheter ontwikkeld. Het percentage bijbesmetting van de bloedkweken wordt beheerd door het laboratorium voor microbiologie. Het aantal stalen van via centraal veneuze katheter verkregen bloedkweken, daalde van 10,9% in de periode januari-juni 2010 tot 0,4% in de periode juli-december 2012 (P < 0,001). Het aantal bijbesmette bloedkweken daalde van 84 op 5.274 (1,6%) in de periode januari-juni 2010 naar 21 op 4.245 (0,5%) in de periode juli-december 2012 (P< 0,001). Op basis van een geraamde bijkomende kost van $3.000 per bijbesmette bloedkweek, betekende de vermindering van de contaminatie van bloedkweken in 2012 een besparing van $378.000 tegenover 2010. Halverwege 2010 werd bij 3 (30%) van de 10 gerapporteerde CLABSI’s vermoed dat de bloedkweek bijbesmet was, tegenover geen enkele van de 6 gerapporteerde CLABSI’s in de periode van halverwege november 2010 tot juni 2012 (P = 0,25). We besluiten dat talrijke maatregelen hebben geleid tot een daling van het bijbesmettingspercentage van de bloedkweken en een aanzienlijke vermindering van de kosten voor het ziekenhuis. Deze maatregelen hebben het aantal rapporteerbare CLABSI’s doen dalen.

A. Scheck McAlearney, J. L. Hefner, J. Robbins, M. I. Harrison, A. Garman

Preventing central line-associated bloodstream infections : a qualitative study of management practices.

Infection Control and Hospital Epidemiology, 36 (5) :  557-563.

Het doel van de studie is de factoren te definiëren die de verschillen tussen ziekenhuizen in resultaten van de programma’s voor de preventie van centrale-lijngeassocieerde bloedstroominfecties kunnen verklaren. We voerden een uitgebreide, kwalitatieve case-study uit, waarin we een vergelijking maakten tussen ziekenhuizen die heel goed of juist slecht presteren op basis van het terugdringen van het aantal centrale-lijngeassocieerde bloedstroominfecties. Diepte interviews werden integraal uitgeschreven en geanalyseerd om te onderzoeken op welke vlakken ziekenhuizen die goed en slecht presteerden zich van elkaar onderscheidden. We analyseerden 8 ziekenhuizen die aan het door het federaal gefinancierde initiatief” On the CUSP-Stop BSI” deelnamen. We hadden 194 interviews met administratieve hoofden, medische hoofden, professionals, artsen en verpleegkundigen die rechtstreeks met de patiënten in contact staan. Het grootste verschilpunt tussen goed en slecht presterende ziekenhuizen was de verschillende invulling van het streefdoel van nul-infecties. Hoewel alle instellingen dit streefdoel vermeldden, werd het in goed presterende ziekenhuizen duidelijk vooropgesteld, op grote schaal aanvaard en op een assertieve manier nagestreefd, terwijl het in minder goed presterende ziekenhuizen niet meer is dan een ambitie, die niet wordt gezien als een onderdeel van de strategie om infecties te vermijden. Vijf bijkomende beheerpraktijken zijn bijna uitsluitend in de goed presterende ziekenhuizen te vinden: (1) betrokkenheid van de directie, (2) coördinatie arts-verpleegkundige, (3) systematische opleiding, (4) zinvol gebruik van de data en (5) beloning en erkenning. We stellen deze strategieën voor de preventie van zorginfecties voor als een bundel van managementlijnen met de bijhorende suggesties voor hun implementatie. Sommige verschillen in resultaten die met het CLABSI-preventieprogramma gepaard gaan, zijn gerelateerd aan specifieke managementpraktijken. Deze bundel van managementlijnen kan de artsen, de klinische hoofden en de ziekenhuisbeheerders een kritische leidraad bieden in hun inspanningen om zorginfecties te vermijden.

A. H. Gaur, D. G. Bundy, E. J. Werner, J. D. Hord, M. R. Miller, L. Tang, J. P. Lawlor, A. L. Billett, and the children’s hospital association childhood cancer & blood disorders network (CCBDN)

A prospective, holistic, multicenter approach to tracking and understanding bloodstream infections in pediatric hematology-oncology patients.

Infection Control and Hospital Epidemiology, 38 (6) : 690-696.

Het doel van de studie is de belasting van bloedstroominfecties (BSI’s) bij patiënten die op de pediatrische hematologie-oncologie afdeling (PHO) zijn opgenomen, te evalueren om een totaalaanpak voor alle BSI’s voor te stellen en te bespreken hoe een dergelijke aanpak de informatie over de verschillen in BSI-incidentie binnen een instelling en tussen verschillende instellingen kan verbeteren. We deden een prospectieve cohortstudie. De setting bestond uit meerdere Amerikaanse centra, kwaliteitsverhoging en een BSI-preventienetwerk. De deelnemers waren Amerikaanse PHO-centra die ermee ingestemd hadden de gestandaardiseerde zorgbundel voor de zorg van de centraal veneuze katheter te volgen en die elk geval van BSI en het aantal katheterdagen maandelijks registreren. De infecties zijn ingedeeld in CLABSI (gestratificeerd in gerelateerd aan een letsel van het intestinaal epitheel, bevestigd door laboratorium [MBI – LCBI] versus niet gerelateerd aan een letsel van het intestinaal epitheel en labo-bevestigd [non-MBI-LCBI]) en secundaire BSI’s, waarbij de definities van het National Healthcare Safety Network (NHSN) worden gevolgd. Eenmalige positieve bloedkweken (SPBC’s) met gebruikelijke, door het NHSN gedefinieerde commensalen, worden ook getraceerd. Tussen 2013 en 2015 rapporteren 34 PHO-centra 1.100 BSI’s. Daarvan zijn 708 (63,8%) CLABSI’s, 170 (15,3%) secundaire BSI’s en 232 (20,9%) SPBC’s. Veel SPBC’s (75%) komen voor bij gehospitaliseerde patiënten met een diepe neutropenie; 22% van de SPBC’s behoren tot de groep van de Streptococcus viridans. Van de CLABSI’s is 51% MBI-LCBI. De SPBC’s terzijde gelaten, is het incidentiecijfer van CLABSI’s hoger (88% vs 77%) en dat van de secundaire BSI’s lager (12% vs 23%) na de update van de definities van secundaire BSI (P < 0,001) door het NHSN. De voorlopige analyses wijzen op verschillen tussen de centra in cijfers van CLABSI’s versus secundaire BSI’s, en tussen het aantal SPBC en CLABSI versus non-CLABSI. We besluiten dat het opsporen van alle BSI’s, niet alleen de CLABSI’s bij PHO-patiënten, een klinisch relevante, op de patiënt gerichte aanpak is, die zou kunnen helpen de verschillen in de cijfers, met inbegrip van die van CLABSI’s binnen en tussen centra beter te beoordelen. Deze aanpak biedt de zorgverstrekkers, de betalers en het publiek de mogelijkheid om geïnformeerde beslissingen te nemen.

K. A. Thom, S. Li, M. Custre, M. A. Preas, C. D. Rew, C. Cafeo, S. Leekha, B. .S. Caffo, T. M. Scalea, M.E. Lissauer

Successful implementation of a unit-based quality nurse to reduce central line-associated bloodstram infections.

American Journal of Infection Control, 42 (2) : 139-143.

Centrale-lijngeassocieerde bloedstroominfecties (CL) (CLABSI’s) zijn een belangrijke oorzaak van morbiditeit en mortaliteit van patiënten. Er zijn nieuwe strategieën nodig om CLABSI’s te vermijden. We beschrijven een quasi-experimentele studie om het effect te beoordelen van de aanwezigheid van een Unit Quality Nurse (UQN), een aan de afdeling verbonden verpleegkundige, die belast is met de veiligheid van de patiënt en met de infectiepreventie en -controle, met bijzondere aandacht voor de preventie van CLABSI’s op een chirurgische intensieve zorgafdeling (SICU). Van juli 2008 tot maart 2012 werden op de SICU 3.257 patiënten opgenomen. De gebruiksratio van CL (centraal veneuze katheter) is 0,74 (18.193 CL-dagen/24.576 patiëntdagen). Het UQN-programma startte in juli 2010. De verpleegkundige was aanwezig op 30% (193/518) van de dagen van de interventieperiode van juli 2010 tot maart 2012. Het gemiddelde aantal CLABSI’s bedroeg 5,0 per 1.000 CL-dagen vóór de interventie en 1,5 na de interventie, en daalde met 5,1% (P = 0,005) voor elk bijkomende procent dagen van de maand dat de UQN aanwezig was, ook na de aanpassing van het CLABSI-cijfer in de andere intensieve zorgafdelingen voor volwassenen, de tijd, de ernst van de ziekte en de deelname aan het op de afdeling gerichte veiligheidsprogramma (5,1%, P = 0,004). Er werden ongeveer 11,4 gevallen van CLABSI vermeden. We besluiten dat de aanwezigheid van een UQN, die zich bezighoudt met infectiepreventie- en controleactiviteiten, een doeltreffende strategie kan zijn om het aantal CLABSI’s te verminderen.

P. A. Pate, S. Boehm, Y. Zhou, C. Zhu, K.E. Peterson, A. Grayes ; L. R. Peterson,

Prospective observational study on central line-associated bloodstream infections and central venous catheter occlusions using a negative displacement connector with an alcohol disinfecting cap.

American Journal of Infection Control, 45 (2) : 115-120.

Bloedstroominfecties en obstructie zijn enkele van de belangrijkste complicaties die verbonden zijn aan het gebruik van centraal veneuze katheters (CVC’s). We voerden een prospectieve observationele studie uit naar het percentage centrale-lijngeassocieerde bloedstroominfecties (CLABSI’s) en obstructie van de CVC, gebruik makend van een connector met negatieve displacement en desinfecterende dop op basis van alcohol. We volgden de patiënten vanaf het plaatsen van de CVC tot 2 dagen na het verwijderen, het ogenblik dat ze het ziekenhuis verlieten indien er geen aanwijzing was dat de CVC was verwijderd, of 90 dagen na het plaatsen van de CVC indien deze nog niet was verwijderd. De gebruikte definitie van CLABSI volgt de criteria van het National Healthcare Safety Network. Gegevens m.b.t. obstructie van de lumens zijn afkomstig uit de elektronische gezondheidsdossiers. Er werden directe observaties uitgevoerd om de naleving van het ziekenhuisbeleid betreffende het plaatsen van de CVC te beoordelen. Deze studie had betrekking op een totaal van 2.512 katheters bij 2.264 patiënten. We registreerden 21 CLABSI’s (0,84%; 95% betrouwbaarheidsinterval [CI] 0,48-1,19% – 0,62 per 1.000 katheterdagen) en 378 obstructies (15,05%; 95% CI 13,65-16,45%; 11,23 per 1.000 katheterdagen). Uit 85 rechtstreeks observaties bleek dat het protocol werd nageleefd in 881 van de 925 (95,24%; 95% CI 93,78-96,61%) gemeten criteria.
We besluiten dat katheters, geplaatst volgens een standaardprotocol met gebruik van een connector met negatieve displacement en een dop op basis van alcohol, een lager infectiepercentage vertonen dan de gepubliceerde historische resultaten. We stelden ook vast dat het obstructiepercentage 15 maal hoger is dan het CLABSI-percentage.

R. D. Kramer, M. A. M. Rogers, M. Conte, J. Mann, S. Saint, V. Chopra,

Are antimicrobial peripherally inserted central catheters associated with reduction in central line-associated bloodstream infection ? A systemaic review and meta-analysis.

American Journal of Infection Control, 45 (2) : 108-114.

Antimicrobiële, perifeer ingebrachte, centraal veneuze katheters (PICC’s) kunnen het risico op bloedstroominfecties, geassocieerd met centraal veneuze katheters (CLABSI’s) verminderen. Er zijn evenwel slechts beperkte gegevens beschikbaar die de doeltreffendheid bewijzen. Het doel van deze studie is evalueren of antimicrobiële PICC’s geassocieerd zijn met een vermindering van het aantal CLABSI’s. We deden onderzoek in MEDLINE, EMBASE, CINHAL en Web of Science van begin tot einde juli 2016 en gingen in conferentieverslagen op zoek naar andere studie. De selectie van de studies en de extractie van gegevens gebeurden onafhankelijk door 2 auteurs. Van de 597 gevonden publicaties zijn er 8 studies, goed voor 12.879 patiënten, die beantwoorden aan de inclusiecriteria. De studies hadden betrekking op volwassen en pediatrische patiënten op afdelingen intensieve zorgen, afdelingen voor langdurige zorgen en algemene afdelingen. De incidentie van CLABSI’s bij patiënten met antimicrobiële PICC bedroeg 0,2% (95%betrouwbaarheidsinterval [CI] 0,0-0,5 %) en bij niet-antimicrobiële katheters 5,3% (95% CI 2,6-8,8%). Vergeleken met niet-gecoate PICC’s worden bij antimicrobiële PICC’s een significante daling van het aantal CLABSI’s (relatief risico [RR] 0,29; 95% CI 0,10-0,78) vastgesteld. De statistische heterogeniteit (I2 71,6%; t2 = 1,07) werd opgelost door het type publicatie, met een grotere daling van CLABSI’s (RR 0,21: 95% CI 0,06-0,74 in peer-reviewde artikels). Zesentwintig patiënten (95% CI 21-75) hebben een behandeling via antimicrobiële PICC nodig om één CLABSI te kunnen vermijden. De studies bij volwassenen met een hoog risico op CLABSI bij aanvang wezen op een aanzienlijkere vermindering van CLABSI’s (RR 0,20; P = 0,003). De wetenschappelijke bevindingen suggereren dat antimicrobiële PICC’s het aantal CLABSI’s kunnen verminderen, in het bijzonder in de subgroepen met hoog risico. Gerandomiseerde studies zijn nodig om de doeltreffendheid over de hele patiëntbevolking te kunnen evalueren.


V. Cartier, A. Haenny, C. Inan, B. Walder, W. Zingg,

No association between ultrasound-guided insertion of central venous catheters and bloodstream infection : a prospective observational study.

Journal of Hospital Infection, 87 (2) : 103-108.

Echoscopische begeleiding bij het plaatsen van centraal veneuze katheters (CVC’s) vermindert de mechanische complicaties en de tijd nodig voor de plaatsing, maar het effect op centrale-lijngeassocieerde bloedstroominfecties (CABSI’s) blijft onduidelijk. We testten het effect van echoscopische begeleiding bij het plaatsen van een CVC op de CABSI’s op niveau van een ziekenhuis. We voerden een 4 jaar durende cohortstudie uit in een universitair ziekenhuis. Alle patiënten met een door een anesthesist geplaatste niet-getunnelde CVC waren betrokken. De controle van de katheter gebeurde door verpleegkundigen met een opleiding in infectiecontrole. De hoofdvariabele is CLABSI zoals gedefinieerd door de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention. De tweede variabele is de algemene mortaliteit tot 28 dagen na de verwijdering van de CVC. De analyse had betrekking op 2.312 patiënten met 2.483 CVC’s. Echoscopische begeleiding wordt gebruikt bij 844 CVC-plaatsingen (34%) met een aanzienlijke stijging tijdens de bestudeerde periode [incidentieratio 1,13; 95% betrouwbaarheidsinterval (CI) 01,11-1,15;  P <0,001]. We stellen 47 CABSI’s vast, goed voor een globale incidentie van 2,1 episodes per 1.000 katheterdagen. Er wordt geen enkele associatie vastgesteld tussen de echoscopische begeleiding en CABSI’s (risicoratio 0,69; 95% CI 0,36-1,30; P = 0,252). De algemene mortaliteit bedraagt 11,0% (253/2312) en vertoont geen betekenisvolle trend of verband met de echoscopische begeleiding. We besluiten dat de echoscopische begeleiding geen effect heeft op de CABSI’s, noch op de mortaliteit. In een ziekenhuis met een CABSI-incidentiecijfer dat overeenkomt met het huidige standaardniveau in hoge-inkomstenlanden, biedt het gebruik van echoscopische begeleiding geen bijkomend voordeel voor CABSI-preventie.

J. Webster, E. Larsen, N. Marsh, A. Choudhury, P. Harris, C. M. Rickard,

Chlorhexidine gluconate or polyhexamethylene biguanide disc dressing to reduce the incidence of central-line-associated bloodstream infection : a feasibility randomized controlled trial (the CLABSI trial)

Journal of Hospital Infection, 96 (3) : 223-228.

Op de markt zijn meerdere verbanden met een antimicrobieel geïmpregneerde schijf voor de preventie van de centrale-lijngeassocieerde bloedstroominfecties (CLABSI’s)  beschikbaar, maar het is niet duidelijk welke de meest doeltreffende is. Het doel van de studie is te onderzoeken in welke mate de vergelijking van 2 verbanden met een antimicrobieel gecoate schijf haalbaar en veilig is voor de preventie van CLABSI’s. We voerden een gerandomiseerde en gecontroleerde studie in 1 centrum uit in parallelle groepen in een groot ziekenhuis met 929 bedden. De gehospitaliseerde patiënten met een perifeer ingebrachte centraal veneuze katheter werden gerandomiseerd in de groep van verbanden met een schijf met chloorhexidinegluconaat (CHG) of polyhexamethyleenbiguanide (PHMB). Het verband wordt om de 7 dagen vervangen of, indien klinisch nodig, vroeger. De deelnemers werden gevolgd tot de verwijdering van de katheter of ontslag uit het ziekenhuis. De haalbaarheidsvariabelen omvatten het aantal deelnemers die potentieel in aanmerking kwamen en die in de studie werden opgenomen, het aantal gevallen van niet-naleving van het protocol en het aantal patiënten die bij de opvolging verloren gingen. De klinische variabelen waren de volgende: de incidentie van CLABSI’s vastgesteld door een geblindeerde verpleegkundige; algemene bloedstroominfecties (BSI’s) en productgerelateerde ongewenste reacties. Op een totaal van 143 bestudeerde patiënten kwamen 101 (71%) in aanmerking. Vijf (3,5%) wensten niet deel te nemen. 1 patiënt werd na randomisering uitgesloten. In de CHG-groep traden 2 protocolfouten op (2%). In de opvolgingsperiode verloren we geen enkele patiënt. Er deden zich 3 BSI’s voor (3%): 2 (2%) bevestigd als CLABSI (1 in elke groep) en één BSI geassocieerd met een letsel van het gastro-intestinaal epitheel. In totaal werden 1.217 katheterdagen bestudeerd met 1,64 CLABSI per 1.000 katheterdagen. In de CHG-groep trad één schijfgerelateerd ongewenst effect op. We besluiten dat het gebruik van verbanden met PHMB-schijven veilig is voor de preventie van infecties op de plaats van de punctie. Een adequaat uitgevoerde studie is zinvol om CHG- en PHMB-schijven te vergelijken.

◄ Terug naar inhoud

Nieuwigheden

Wetenschappelijke agenda

  • maart 2024
  • 28/03
    BICS Symposium
  • april 2024
  • van 8/04 tot 11/04 || in Edinburgh
    The Microbiology Society Annual Conference
  • van 23/04 tot 24/04 || in Birmingham
    Infection and Prevention Control (IPC)
  • van 27/04 tot 30/04 || in Barcelona
    34th European Congress of Clinical Microbiology and infectious diseases
  • mei 2024
  • van 16/05 tot 17/05 || in Louvain-La-Neuve
    18ème Rencontre Internationale Francophone des Infirmiers et Infirmières (RIF)
Bekijk de volgende evenementen

Schrijf ook een artikel !

Vacatures

Onze partners

Flux RSS

Subscribe

REDACTIE

Ontdek de andere online nummers van het tijdschrift

Het volledige archief

Ontdek onze special

Uitwisseling van ervaringen